Gein & Ongein
1 voor 12
Nu Nederland volgende maand eindelijk weer eens de wereldkampioenschappen klooiballen mag organiseren, is het de hoogste tijd om ons af te vragen of wij er als deelnemende natie ook maar iets te zoeken hebben.
Nu Nederland volgende maand eindelijk weer eens de wereldkampioenschappen klooiballen mag organiseren, is het de hoogste tijd om ons af te vragen of wij er als deelnemende natie ook maar iets te zoeken hebben.
‘Lozekampsteeg nummer 2,’ zegt Minke, de centraliste.
Het is weer zover. Ewoud, van wie ik niet weet of het zijn voor- of achternaam is, alleen dat iedereen hem zo noemt en dat hij een ongelooflijk stuk chagrijn is, wil erop uit. Ewoud draagt eeuwig en altijd een donkergrijs pak en een donkerblauwe stropdas met, nauwelijks herkenbaar nog, een goudmotief. Ewoud heeft vier stompjes van voortanden en hij ruikt naar mottenballen.
Er was eens een kabouter met een grote lul. Van heinde en verre kwamen de andere kabouters om het wonder van dichtbij te aanschouwen. Voor een paar beukennootjes extra mocht er aangeraakt worden, waarna zich soms een nog groter wonder voltrok.
Beste Geert,
Logisch dat je uit Venlo weg wilde, maar om het nou zo bont te maken? Partij Voor de Vrijheid heet je politieke vehikel. Mooie vrijheid. Als het aan jou ligt, mag ik niet eens een hoofddoekje dragen als ik dat wil.
Ik heb over dit soort ervaringen gelezen, ze als fabeltjes afgedaan. Maar nu gebeurt het. Ik wil met mijn hoofd schudden, terug de werkelijkheid in. Het lukt niet.
Geachte heer Vetklep,
Tot onze spijt is het niet mogelijk om het door u aangeschafte exemplaar van ons model ‘Trudie’ te ruilen, omdat ze, gezien de biotoop aan DNA-materiaal die we op en vooral in haar aantroffen, duidelijk in gebruikte staat verkeert en wij conform onze algemene garantiebepalingen in dat geval geen enkele verantwoordelijkheid voor het product kunnen aanvaarden.
Vaag was in de fata morgana achter het glas een bejaarde zichtbaar die hij niet kende. De man was overdekt met appelpunten, moorkoppen, slagroomgebakjes. Het water liep hem in de mond. Hij herinnerde het zich ineens. Snoepen tot je misselijk was. Vorig jaar. Of nee. Hij vingerde zijn baardstoppels. Langer, veel langer geleden.
Hij doet het liever met condoom, hoewel dat minder oplevert. Dat spul in zijn mond. Het blijft kleven aan zijn tanden, zijn gehemelte. Die scherpe nasmaak. Radijsjes proeven zo als je ze hebt doorgeslikt.
Zoals ze me aankijkt. Ogen waarin het onweert. Ooit smeekten diezelfde ogen om mijn zaad. Ik had het nog niet vergoten of het gedonderjaag begon.
De winter nadert. Boven mijn slagzij makende zolder vliegt een koppel ganzen over. Als ik uit het raam kijk ontdek ik nog meer zwevende V’s tussen de al purper kleurende wolken en de skyline van Roermond. De gakken van de ganzen dansen als riedeltjes van Philip Glass boven de daken. Ik moet glimlachen, maar bedenk me dan dat de beesten een lange, gevaarlijke reis voor de boeg hebben.
‘De wereld is een schouwtoneel,’ schreef Shakespeare al, ‘en alle mensen slechts acteurs.’
Oké, we spelen allen spelletjes, u en ik. Rollenspelletjes, waarvoor doorgaans ongeschreven regels gelden. Voorbeeldje. U kunt uw baas niet luchten of zien en tegenover collega’s maakt u daar geen geheim van. Maar als u tijdens het functioneringsgesprek tegenover hem zit, blijft u natuurlijk fatsoenlijk. Waar staat geschreven dat het zo hoort? Nergens dus.