Ik heb over dit soort ervaringen gelezen, ze als fabeltjes afgedaan. Maar nu gebeurt het. Ik wil met mijn hoofd schudden, terug de werkelijkheid in. Het lukt niet. Ze zit op de rand van een fontein en omhelst haar knieën. De lange blonde haren verhullen haar profiel. Er schiet me een term uit de wiskunde te binnen. Commutatief. Wat aan de ene kant van de streep staat, heeft zijn spiegelbeeld aan de andere kant. 1 + 1 is hetzelfde als 3 – 1. Twee. Zij en ik. Voelt zij wat ik voel, zal ze me herkennen? Dat moet. Het zal. Want commutatief.
Ik ben als bevroren. Aan wat mij bezielt, danken keukenmeidenromannetjes verdomme hun bestaan. Doe iets. Loop op haar af, vraag of ze iets drinken wil, bied haar een sigaret aan, iets. Kijk haar desnoods alleen aan. Als het waar is wat je voelt, zal zij het voelen. Commutatief, toch? Ik pers de tanden op elkaar. Ik ben niet goed in dit soort dingen. Te vaak een modderfiguur geslagen. Faalangst? Toe dan, eikel! Het geluk wordt je op een presenteerblaadje aangereikt. Geluk, presenteerblaadje? Dat moeten we nog maar afwachten. Ze kan verkering hebben, is misschien zelfs getrouwd. Nou en?! Sprookjes bestaan. Vooruit met de geit.

God zegene de greep, ik ga nu de beslissende stap zetten. Wacht. Ze is anders gaan zitten. Ze is nu een meetkundige figuur waarvan de naam me niet te binnen wil schieten. Ze steunt op haar armen en de ruimte onder de lange benen is, los van het geheel beschouwd, een driehoek. Millimeter voor millimeter kruipt haar jurk op en word ik op meer van haar dijen getrakteerd. Haar borsten laten zich voor het eerst raden. Verbeeld ik het me? Nee, ik kan haar tepels zien telkens als ze ademhaalt. Lang leve de zomerjurk! Ze tart het heelal, sluit genietend de ogen, slaat het hoofd achterover. Het haar raakt net de rand van de fontein niet. Mijn God, wat is ze mooi.

Ik meen haar te kunnen ruiken. De geur van een bos na een regenbui. Of een veld madeliefjes. Ik kijk nog eens op. De zon heeft een aureool om haar lichaam getoverd. Dat zullen haar donshaartjes zijn die ik stuk voor stuk met mijn lippen wil verkennen.

Ik krijg mijn voeten niet meer van de grond. Mijn lichaam geeft het op omdat ik het besef. Ooit zal zij zich ergeren aan de zes, zeven paar vuile sokken rond ons bed. En ik zal me boos maken omdat zij steeds het gas aan zal laten staan. Waarna zij uit wraak vroeg gaat slapen en ik een late film verkies boven intimiteit. Ik ben een sukkel dat ik dat denk. Maar ik denk het intussen wel. Pats boem, de betovering is verbroken. Juist nu draait zij haar hoofd om. Naar mij. Ze glimlacht. In haar ogen spot of uitnodiging. Het kan beide. Commutatief. Ik haal de schouders op en veins interesse voor de fontein. Ik ben nooit goed in wiskunde geweest.

© Ep Meijer 2007

Categorieën: Thema column

7 reacties

arta · 22 februari 2007 op 13:16

Enorm mooi geschreven!
🙂

DreamOn · 22 februari 2007 op 13:42

Leuk, dat je meedoet met de thema-column

Een hele mooie droom en prachtig verwoord.
Ook in je droom speelt nuchterheid een rol: dat je in de toekomst je aan haar zou kunnen gaan ergeren en zij zich aan jou.
Ook door het aanhalen van wiskundige termen weet je van een zoetsappig verhaal een pittig geheel te maken.
Heel knap gedaan.
Groetjes DO

pally · 22 februari 2007 op 16:02

Ja,Ep, talent verloochent zich niet.Ook hier weer een column waar de kwaliteit vanaf spat.
De wiskunde vormt een originele factor en verder is het meer dan goed geschreven

groet van Pally

Chantalle · 22 februari 2007 op 19:21

Gewoon mooi!

SIMBA · 22 februari 2007 op 20:33

Wow!

Li · 22 februari 2007 op 20:42

De afgesproken Droomthemacolumnregels worden met handen en voeten getreden. 😉
De columns is prachtig. Dat dan weer wel.

Li

EpMeijer · 25 februari 2007 op 14:34

Dank voor de reacties. Li, ik meen in het café gelezen te hebben dat het verhaal 500 woorden moest tellen en niet persé rond hoefde te zijn.

Hartelijks,

Ep

Geef een reactie

Avatar plaatshouder