Een kille winderige herfstavond ver na achten. De bel. In de hal voor de deur van ons appartement staat de buurman van boven. Kabouter Plop zoals mevrouw Trawant hem noemt. Maar dan wel een heel enge kabouter, ‘n gnoom.
Een meter 65 achterdocht met een ringbaardje en fonkelende lichtblauwe priemoogjes achter reflecterende brillenglazen. Zijn Pyggelmee vrouwtje in dezelfde maat, dat we verdenken van smet-buitenlander én homovrees, is 7 dagen per week herkenbaar aan de stofdoek die rond het middaguur uit het voorkamerraam verschijnt en fanatiek wordt leeg geklopt.
Op elke bewonersvergadering is het echtpaar luid en duidelijk aanwezig en ventileert met sombere gezichten haar onvrede over gewijzigde glazenwassertijden, het niet nakomen van afspraken rond de schoonmaak, de peuken van de belendende tandartspraktijk in het plantenperkje voor de deur , het rooster voor het vervangen van lampen op de verschillende gemeenschappelijke gangen dat elk jaar met algemene stemmen wordt aanvaard maar nooit wordt nagekomen en afrekenverschillen van 94 eurocent in de verenigingsboekhouding.

Laatst toen er sprake was van een feestje op hun verdieping waarbij tot even na 12en een vleugje muziek door de dubbel geïsoleerde muren drong, waren zij de eersten om daar
‘de jongens’, zoals ze die noemen, notabe een middelbaar gehuwd paar, staande de vergadering openlijk over te kapittelen.
Tijdens zulke bijeenkomsten, waar ik altijd een sfeer van gezamenlijkheid probeer te creëren met onschuldige en goedmoedige grapjes, heb ik het echtpaar nooit op enig teken van humor of fijnzinnigheid kunnen betrappen.
Al mijn dubbele bodems, verbale pirouettes of onverwachte interrupties, slaan dood op een zwart gat van botheid en een hels gebrek aan nuancering en relativeringsvermogen.
‘Ja, ja buurman kan het mooi zeggen, maar er lagen wel hondenharen in de lift.’

Ik bedoel maar. Buurman is geen man bij wie we in tijden van oorlog en vervolging met een gerust hart en een tasje schone onderbroeken een verzoek tot onderduiken zouden doen.

Vanonder zijn witte overvloedig uitgedijde wenkbrauwen kijkt hij me samenzweerderig aan.
‘Jij hebt toch een nieuwe auto ?’, bromt hij.

Dat klopt. Sinds drie dagen ben ik de trotse bezitter van een VOLVO V 70 R All Weel Drive, weliswaar niet van een recent bouwjaar, maar volkomen gaaf en in weerwil van alle groene profeten begenadigd met 5 cilinders, 250 pk, een acceleratie van 0 tot 100 in 7 seconden en een navenant benzineverbruik.
Hij staat op onze particuliere parkeerplek bij de achteruitgang van de flat.
Een saffraangeel turbomonster met twee dubbele roestvrijstalen uitlaten, een cruise control en dolby surround uit 8 speakers, waar ik vanaf de eerste aanblik gek op was en die ik me door mijn garagist als collectors item heb laten aansmeren net voor de tweede hands automarkt door de kredietcrisis in elkaar stortte.
Gisteren was ik bij hem voor klein akkefietje en deelde hij me mee dat de waarde zijn wagenpark per week met 500 Euri daalde.
‘Dus ik heb te vroeg gekocht’, concludeerde ik.
‘ Nee hoor, zo’n auto als die van jou, daar zijn er maar weinig van’, riposteerde hij gevat.
‘En zeker voor die prijs’, dacht ik verbeten.

Nou ja, niet zeuren. We moesten snel beslissen. Net voor de keuring van onze vorige 20 jaar oude voiture, openbaarden zich een flink aantal kostbare verbeterpunten en begon de stoffering op het binnendak – het hemeltje – ernstig los te laten.
Mevrouw Trawant maakte zich grote zorgen dat ik er tijdens het rijden op de snelweg bij het inhalen van reusachtige vrachtwagencombinaties plotseling door bedolven zou worden en ver voor mijn tijd die andere hemel zou bereiken.
Een onvermijdelijk goede afloop, waar wij overigens beiden van uitgaan, maar nu nog even niet als ‘t kan.

Bovendien moest ik er ‘s avonds telkens bij stilstaan de pooltjes van de accu met een steeksleuteltje 10 los te draaien omdat die anders de volgende ochtend totaal leeggelopen zou zijn.
Dit vanwege een door dezelfde garagist niet geheel volgens de regelen der kunst geïnstalleerd 2e hands navigatiesysteem. Het gevolg was een stroomlekkage die hij niet meer kon traceren en dacht te verhelpen door – uiteraard op mijn kosten- een vrachtwagenaccu onder de motorkap te plaatsen, die echter zo mogelijk nog sneller de geest gaf dan het oorspronkelijke exemplaar.
Omdat mijn gedachten regelmatig afdwalen van dit soort technische futiliteiten, ken ik sinds enige tijd alle provinciale ANWB eerste hulpmannen bij hun voornaam, evenals de verjaardagen van hun vrouw en kinderen.
‘Pieletje los..? Riep mevrouw mij de laatste maanden bij binnenkomst toe.
Maar goed, geheel tegen de tijdgeest in kon ik de verleiding niet weerstaan om nog één keer in mijn leven, na een hele vloot brave middenklassers, decadent te rijden.
Wij waren dat waard, verzekerde ik haar met een ernstig gezicht.

Buurman kijkt me afwachtend aan.
‘Een nieuwe auto.., jazeker’, antwoord ik verrast, ‘deze week gekocht, schitterend hè.’
Ook nu geeft hij geen krimp. In die zin dat gewone mensen geneigd zijn op zo’n moment de vreugde van de ander met een empathisch wederwoord te onderstrepen.

‘Er heeft er vanmiddag ook een tegenaan gezeten’, mompelt hij onheilspellend.
Ik verstijf.


8 reacties

lisa-marie · 18 december 2008 op 09:59

De personen kwamen al helemaal tot leven 😆
Op naar deel twee.

SIMBA · 18 december 2008 op 12:01

Je had je oude auto aan die kabouters moeten verkopen, die hadden dat vallend hemeltje zeker niet overleefd 😀

Neuskleuter · 18 december 2008 op 14:24

Heerlijke beschrijving van de bovenburen, maar je verhaal zou het beter doen als je een keuze had gemaakt tussen de bovenburen en de auto. Beter nog, in twee verschillende verhalen, een over beide onderwerpen, zou het beter doen.

Anne · 18 december 2008 op 16:05

Heerlijk om te lezen. Voor mij kunnen die twee onderdelen – auto en buurman – wel samen, maar had het autogedeelte wel iets uitgedund, of ingedikt kunnen worden. Ik denk ook dat het autogedeelte erbij moet omdat het in feite je eigen karakter (mede) introduceert in het verhaal. En dat is weer belangrijk in verband met de clou.

pally · 18 december 2008 op 22:58

Heel leuk geschreven, zoals jij dat kan. In de auto ben je een beetje te lang verloren geraakt, zoals al eerder werd opgemerkt. Ik was de buurman bijna vergeten, maar die stond er toch nog. 😀

groet van Pally

Mien · 19 december 2008 op 14:24

Voor mij zijn het twee losse verhalen.
Maar Paulus steelt in beide zeker de show, vooral aan het eind.
Opletten hoor, met die kleine mannetjes!

Mien

trawant · 19 december 2008 op 16:14

Dank voor de reacties..
Het laatste stukje auto had achteraf bezien in de kraak gekund. Maar ja dan moet je zo’n stukje eigenlijk een dag laten rijpen en daar heb ik meestal het geduld niet voor..

Binnenkort de ontknoping.. 😉

KawaSutra · 20 december 2008 op 01:13

De clou moet je niet weglaten natuurlijk maar misschien moet je wat kortere zijpaadjes bewandelen want evenals Pally dacht ik dat de buurman allang huiswaarts was gekeerd. Bloemrijk geschreven, dat in ieder geval wel.

P.S. Altijd gedacht dat jij Trabant reed. 😀

Geef een reactie

Avatar plaatshouder