Een pantoffel. Dat is alles. Ze komt verhaal halen, maar hij doet niet open. Met de huissleutel, die ze in elk geval achterhoudt totdat het convenant is getekend, kan ze naar binnen. Na een korte blik in de huiskamer gaat ze naar boven.

‘Fred?’

In huis blijft het stil. Doodstil, denkt ze en huivert. Als ze in de werkkamer is, ziet ze hem liggen in de tuin van de buren. De aanvankelijke ergernis die langzaamaan was uitgegroeid naar haat, komt ineens weer boven. Ze trilt, net als toen. Wat had ze de pest aan een kerel met pantoffels aan. Wat een softie! Wat een lulletje rozenwater! Hij was er vol trots mee thuisgekomen en had daarmee, op de keper beschouwd, het einde van hun huwelijk ingeluid. Hier is niemand en ze gaat weer naar beneden, naar buiten en pakt de pantoffel op. Ook het huis van de buren lijkt verlaten te zijn. Ze kijkt door het groezelige raam maar ziet niets. Ook niet dat ze van achteren wordt benaderd. Ze is verlamd van schrik als ze een krachtige hand op haar tengere schouder voelt.

Ze schreeuwt het uit.

‘Rustig maar, rustig maar,’ zegt de haar welbekende achterbuurman. ‘Ik ben het maar. Wat doe jij hier?’

Helen schudt het lange golvende haar naar achteren en doet een pas opzij. ‘Ik woonde hier, dus een reden om hier te komen heb ik niet nodig, ‘ bijt ze hem toe. ‘En ik ben op zoek naar die lapzwans. Heb jij hem ergens gezien?’ Ze kijkt zoekend om zich heen.

De buurman neemt geamuseerd een sigaret uit zijn jaszak. ‘Je mag best wat vriendelijker doen, Helen. We hebben toch aardig wat fijne uurtjes beleefd samen. ‘ Hij kijkt veelbetekenend naar haar borsten. ‘Ik neem aan dat je met ‘die lapzwans ‘ je lieve man bedoelt?’ Hij neemt een diepe haal van zijn peuk en lacht spottend. ‘Gezien heb ik hem niet. Maar ik wil best helpen zoeken.’

‘Het is alweer een paar weken geleden dat mijn advocaat hem heeft gesommeerd het convenant te ondertekenen, maar meneer geeft boe noch bah.’ Ze is samen met de achterbuurman Freds huis binnengegaan.

‘Je bent dus nog niet gescheiden, Helen?’

‘Net of jou dat wat interesseert, Sip!’ Ze lachen beiden en Helen gaat voorop naar boven.

‘Dit heb ik altijd al een keer willen doen!’ Op de overloop knoopt ze haar regenjas open en laat die op de grond vallen. Een beha, jarretelgordel, zwarte kousen en rode pumps. Verder niets.

‘Wist je dat ik er zou zijn?’

‘Gehoopt, Sip. Kom, naar de werkkamer!’ Ze loopt snel de kamer in als Sip net probeert haar beha open te krijgen. Het bandje schiet uit zijn vingers en kletst op Helens rug.

‘Mmm, kom op timmermannetje.’ Ze sleurt Sip mee naar de werkkamer en veegt met een arm het bureau leeg. ‘Ga liggen! Mammie wil even zitten.’ Helen ziet dat Sip opgewonden is en knijpt kort maar krachtig in zijn kruis, maar hij gehoorzaamt zonder morren. Nog voordat Sip zijn hoofd goed of wel op het groene vloeiblad heeft gelegd, ziet hij een been van Helen over hem heen gaan en zij begraaft zijn gezicht diep in haar warme kruis. ‘Aan het werk, potloodventer.’

Het kalende hoofd van Sip gaat schokkend heen en weer tussen de dijen van Helen en hij wordt steeds roder van opwinding en inspanning.

‘Dat kan godverdomme beter, Sip. Kom op!’ Helen buigt iets voorover om hem wat meer ruimte te geven en kijkt met een vluchtige blik naar buiten. ‘Daar zijn ze! Kom! Kom!’ En dat doet ze.

‘Tjonge Helen,’ hijgt Sip. Zijn hoofd is paars aangelopen. Helen gaf hem nauwelijks ruimte, dat kreng. Er is beweging buiten. Een kerel met blote armen banjert door de tuin. Hij kijkt van links naar rechts over zijn schouder en vervolgt zijn weg alsof hij wat te verbergen heeft. Sip wil juist op haar kruipen maar Helen duwt hem geërgerd terug.

‘Wie is die vent?’ Wil ze weten. ‘Hij bevalt mij niks.’

Sip volgt haar blik. Haalt de schouders op. ‘Dat is niemand. De nieuwe buurman,’ antwoordt hij onwillig en kneedt een warme borst met zijn vingers.

‘Ik wil poolshoogte nemen,’ zegt ze en duwt zijn vingers weg.

‘Jeetje, wat ben jij een saai burgertrutje aan het worden, Helen,’ sputtert Sip tegen, maar hij volgt haar toch maar naar beneden. Aan de muur in de hal hangt een hertenkop. Lelijk ding. Past totaal niet bij Fred. Toch is het vreemd. Saaie Fred die zomaar verdwijnt. Eigenaardig.

Sip is weerloos en willoos. Zijn onvoltooide liefdesspel teistert zijn ballen en hij volgt Helen, weer gekleed in haar regenjas, naar buiten, naar de buren. Helen klopt op de achterdeur en legt haar oor op het raam.

‘Kijk, de…’ fluistert Sip in haar andere oor.

‘Kop dicht!’ Sip heeft gezien dat de schuurdeur op een kier staat. De achterdeur gaat langzaam open en een pluk oranje haar komt tevoorschijn. Helen wendt haar gezicht af. Ze kan de geur die haar neus penetreert niet thuisbrengen, maar haar maag draait zich in een keer om. De inhoud bereikt haar keel, maar met een vertrokken gezicht kan ze de zure brandende gal weer inslikken. Het is de scherpe reuk van sperma, vermengd met de dikke lucht van wiet. Verder is het een potpourri van stank. Een jonge vrouw buigt haar hoofd om de deur kijkt haar aan. Ze lijkt geschrokken. Ontzet. Helen ademt nog een keer diep door en zet aan om te gaan praten als ze achter haar een schreeuw hoort. Ze kijkt om.

Sip staat in het deurgat van de schuur en kijkt met uitpuilende ogen naar binnen. ‘Dat is toch…!’

Helen volgt zijn blik. Achter haar staat het meelijwekkende oranjeblonde wezen te zwaaien op haar benen. ‘Kijk!’ hoort ze Sip schreeuwen met overslaande stem. ‘Wat is hier allemaal aan de hand?’ Helen draait zich verder naar de schuur achter in de tuin en wankelt er angstig naartoe. Het IS ook niets voor Fred om zomaar van de aardbodem te verdwijnen. Dat had ze toch moeten weten. Natuurlijk is hem iets ergs overkomen. Ze ziet hem half hangend in de kooi. De strak gespannen huid ziet bruin. De ogen star. Haar adem stokt. Ze kan haar ogen nauwelijks geloven. Haar brave Fred opgesloten in een kooi.

‘Hij is dood,’ zegt Sip. Hij kijkt rond in de kleine schuur. De lijkenlucht maakt hem onpasselijk. ‘Hier zijn enge spelletjes gespeeld.’

Helen slikt. ‘Waar zou die man zitten? Die met de enge uitstraling?’ Ze rilt.

Sip verzamelt al zijn moed om niet meteen de benen te nemen. ‘Zullen we de politie bellen?’ Hij huivert.

Helen wendt zich af en werpt een blik op het huis. ‘Daar binnen is het ook niet pluis.’ Ze doet een stap naar achteren en botst op iets hards.

De Kooi is een co-thriller geschreven door NicoleS en StreekSteek


Robert

Robert Beernink auteur van verhalen, #binnendoordenkers en lichtgedichten. Zijn motto: elk verhaal is waar, elke waarheid slechts geloof.

11 reacties

Nummer 22 · 13 november 2016 op 08:46

???

Yfs · 13 november 2016 op 09:39

Dit deel sluit naar mijn mening minder naadloos aan dan deel 1. Een klein voorbeeld is dat Helen Sip sommeert om naar de werkkamer te gaan en er vervolgens aangegeven wordt dat ze hem in de volgende alinea meesleurt naar de werkkamer. (dubbel dus).

Tijdens het lezen van de column bleef de vraag in mijn hoofd hangen van wie Helen zag liggen in de tuin van de buren, aangezien ze dit zag na het roepen van “Fred?”.
Dit deel heeft voor mij veel onbeantwoordde vragen opgeroepen en het is mij niet helemaal duidelijk wat zich nu vóór én achter Helen afspeelde als ze in de opening van de achterdeur staat. Tevens vraag ik me af om wat voor kooi het gaat als er iemand in moet kunnen hangen! Kortom, het verhaal staat bol van de smeuige details en lugubere fantasie, maar door de verwarring zwakt voor mij de beoogde spanning af. Toch kijk ik uit naar deel 3? 😉

    NicoleS · 13 november 2016 op 09:49

    Haha jij bent vast niet slecht genoeg?. De pantoffel ziet ze liggen in de tuin. Fred hangt in de kooi aan een handboei. Het’komen’wordt op 2 verschillende manieren geïnterpreteerd. Ik snap de verwarring echter. Leuk dat je toch deel 3 gaat lezen.

van Gellekom · 13 november 2016 op 12:37

Ja, ook deze co productie is weer top geschreven

emaessen · 13 november 2016 op 13:35

Tja boeiend zat. Den ware ramptoerist kan niet wachten op deel 3.

Mien · 13 november 2016 op 13:40

Prima vervolg. Laat deel drie maar komen. Ha, ha.

Nachtzuster · 13 november 2016 op 16:35

Ook ik vond deel I beter geschreven. Dit deel leest niet zo soepel naar mijn idee. In de eerste twee alinea’s wordt er gesproken over ‘ze ‘. Daarna komt pas de naam Helen veelvuldig voor. Die naam introductie had ik graag al wat eerder gezien. Verder is het vanaf: ‘Kop dicht!’ voor mij te rommelig. Wat er precies in de tuin van de buren plaatsvindt, is mij niet duidelijk in ieder geval.Een vrouw die voor haar bijna exman komt, slechts gekleed in ondergoed en regenjas in de hoop haar scharrel tegen te komen, is redelijk ongeloofwaardig.

“‘Dat kan godverdomme beter, Sip. Kom op!’ Helen buigt iets voorover om hem wat meer ruimte te geven en kijkt met een vluchtige blik naar buiten. ‘Daar zijn ze! Kom! Kom!’ En dat doet ze.”

Wie zijn daar? Ik begrijp het niet.

En met uitpuilende ogen een schuur inkijken? Hoe doe je dat?

Sorry als dit heel negatief overkomt. Want jullie kunnen allebei prima schrijven, daarom vind ik het jammer dat naar mijn mening dit deel wat minder goed uit de verf komt.

pally · 13 november 2016 op 17:55

Tja, ik ben nooit een fan van co-columns geweest, en ook niet van deze…sorry

Esther Suzanna · 13 november 2016 op 19:44

Sorry, het is absoluut niet mijn kopje thee. Ik word er naar van. Die tinten grijs ook niet gelezen. Weiger ik. Jullie schrijven wél heel goed.

Karen.2.0 · 14 november 2016 op 16:01

Erg knap geschreven alhoewel ik het niet allemaal geloof (maar dat doet er niks aan af)

NicoleS · 15 november 2016 op 19:29

Dank allen voor de reacties.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder