Dinsdag

Om 6.00 uur piept de wekker precies twee keer alvorens hij uitgezet wordt. Ze was waarschijnlijk toch al wakker. Zachtjes glijdt ze uit bed in haar pantoffels. Ze doet haar ochtendjas aan en loopt de kamer uit. Naar beneden. Koffie zetten. Brood roosteren. Brood smeren voor de lunch. Voor hem. Plastic zakje er omheen. Een appel erbij. Al jaren lunchte hij in de kantine. Maar dat weet zij niet. Om 6.15 uur laat ze Does naar buiten. Om 6.30 uur trippelt ze de trap op om te zeggen: ‘Paul, het is 6.30 uur.’
Het zinnetje dat hem elke dag weer irriteert. Sinds…hij weet niet eens meer sinds wanneer. Het zinnetje dat maakt dat hij zich wil omdraaien en diep weg wil zinken in een droom. Met een andere Paul. Niet de Paul die nu onder de douche stapt. Niet de Paul die getrouwd is met Hanna. En vooral niet de Paul die, als hij uit de douche stapt, zijn overhemd en stropdas, geperste broek, sokken en onderbroek op de stoel vindt. Klaargelegd. Het tweede irritatiemoment van de dag.
Aangekleed en wel loopt hij naar beneden. Koffie en 2 sneetjes toast met kaas. Chagrijnig tast hij toe. Ze frunnikt nog even aan zijn das. Dat irriteert hem ook. Hij kijkt op in haar eens gladde gezicht. Een verlegen lachje maakt zich meester op haar gezicht. Hetzelfde lachje. Alleen doet het hem niets meer. Hij schuift het bord van zich af en met de koffie in zijn hand zoekt hij naar zijn autosleutels. In stilte wacht hij af. En jawel. ‘Hoe laat ben je vanavond thuis?’
Jaren maakte hij er een sport van, om op tijd thuis te zijn. Ongeacht hoe druk hij het had. Een glas wijn, samen van de maaltijd genieten, de dag doornemen. De laatste tijd voelde hij een sterke drang om zo laat mogelijk thuis te komen. Wachten tot zij al gegeten had en de in de magnetron opgewarmde maaltijd voor de tv op te eten. De tv bood altijd een excuus om niet te praten. ‘Ik ben dit aan het kijken, ik kan nu niet praten.‘ Of: ‘Straks. Ik wil dit graag zien.’
Het liefst keek hij tv tot elf uur ’s avonds. Dan was zij al boven, zich aan het klaarmaken om naar bed te gaan. De volgende dag moest ze immers weer vroeg op, voor hem. Als hij dan om half twaalf naar boven toog, lag zij al in bed. Soms, als hij geluk had, al te slapen. Andere keren gaf hij haar een kus op de wang. En heel soms pakte ze hem vast om even te knuffelen. Meer niet. Maar zelfs die knuffel, die simpele liefkozing, verkrampte hem. Waar hij eerder elk initiatief van haar toejuichte, voelde hij zich nu ongemakkelijk. Onwennig bijna. Alsof ze twee vreemden zijn in plaats van 30 jaar getrouwd. Het bevreemdt hem. Hij kan er de vinger niet op leggen, hoe het gekomen is. Het is niet zijn geslacht, dat werkt nog naar behoren. Alleen niet bij haar. Hij voelt zich schuldig. Al heeft hij nog niet toegegeven aan de verleiding. Maar verdomd, het leefde nog. Hij vraagt zich af hoe lang hij het nog kan weerstaan. Arme Hanna. Hij wil haar geen pijn doen. Vandaag is ze nog wakker. Hij geeft haar een kus op haar wang. Zij stelt de wekker in en doet het schemerlampje uit. ‘Welterusten schat.’ ‘Welterusten.’

Woensdag

Om 6.00 uur piept de wekker precies twee keer alvorens ze hem uitzet. Ze was toch al wakker. Zachtjes glijdt ze uit bed en in haar pantoffels. Ze doet haar ochtendjas aan en loopt de kamer uit en sloft de trap af. Haar pantoffels lijken wel van lood vandaag. Of ja, gisteren ook. En die dag daarvoor. Wat was ze graag blijven liggen.
Met tegenzin zet ze het het koffiezetapparaat aan en doet twee sneetjes brood in de toaster. Wat als ze er op een dag mee op zou houden? En zou blijven liggen? De wekker laten piepen, totdat hij hem uit zou zetten. Does springt kwispelend tegen haar op. Ze zet de buitendeur open. Zuchtend smeert ze 4 sneetjes brood. 1 met ham, 1 met kaas. Ze schuift ze in een plastic zakje en legt er een appel bij. Het brood springt uit de toaster. Ze kijkt op de klok. Half 7 al weer. Ze sloft de trap weer op en loopt de slaapkamer binnen. ‘Paul, het is 6.30 uur.’
Stram stapt hij uit bed en begeeft zich richting douche. Vluchtig kijkt ze naar hem als hij onder de douche stapt. Een oude man. Ze is blij dat hij het zondagochtendritueel verdwenen is. Voor haar hoeft het niet meer. Al maakt ze zich wel een beetje zorgen sinds ze dat artikel over prostaatkanker las in de Margriet. Maar ja, naar de dokter gaan doet hij toch niet. En ze wil er ook niet over beginnen. Ze pakt het overhemd en de broek van de strijkplank en legt ze samen met een paar sokken en een onderbroek op de stoel. Ze hoort hem de douchekraan uitzetten. Ze sloft naar beneden en schenkt koffie voor zichzelf in. Ze neemt een slok en kijkt naar buiten.
Met een gezicht dat op onweer staat schuift hij aan tafel. Had hij altijd al een ochtendhumeur gehad? Ze kan het zich niet herinneren. Plichtmatig doet ze zijn das goed. Hij kijkt haar aan. Die ogen, daar was ze voor gevallen. Nu riepen ze slechts nog een leegte op. Ze perst een glimlach op haar gezicht. Hij mag het niet merken, dat ze niets meer voelt. Ze wil hem geen pijn doen. En wat moet ze zonder hem? Alleen is ook maar alleen. Als hij opstaat vraagt ze hem hoe laat hij thuis denkt te zijn. Voor het eten. ‘Ik probeer op tijd thuis te zijn. Maar het is erg druk op kantoor. Ik bel je wel, goed?’ Ze knikt en kijkt hem na terwijl hij zijn autosleutels pakt en de deur uitloopt. Waar hij later weer door binnen zal stappen. Het lijkt wel of haar leven slechts nog uit wachten bestaat. Wachten totdat hij naar beneden komt. Wachten totdat hij thuis komt. Wachten totdat hij naar boven komt. En in de tussentijd doodt ze de tijd met boodschappen doen, schoonmaken, het huis op orde brengen. Oh ja en met Does wandelen. Hoe heeft ze dit ooit met plezier kunnen doen?
Om acht uur stapt hij binnen. ‘Het eten staat in de koelkast.’ Zelf had ze al gegeten. Eigenlijk vond ze het wel fijn dat hij het zo druk had op kantoor. Samen eten betekende ook samen praten. En eigenlijk had ze hem niets meer te zeggen. Met zijn bord in de hand ploft hij neer op de bank en zet de tv aan. ‘Hoe was het vandaag op kantoor?’ ‘Vertel ik straks. Ik wil even dit kijken.’ Ze knikt. Ze pakt haar boek en begint te lezen. Om tien uur legt ze haar boek weg. ‘Ik ga vast naar boven.’ Ze stapt het bed in. En valt in slaap.

Donderdag

Om 6.00 uur piept de wekker precies twee keer alvorens ze hem uitzet….


5 reacties

arta · 2 oktober 2010 op 12:47

Dreamer, wat leuk om je ook hier te lezen!

Mooi de sleur in een relatie omschreven…

Avalanche · 2 oktober 2010 op 13:51

Bij hoevelen zou het zo gaan? Mooi geschreven. Klein puntje van kritiek: je schakelt te regelmatig tussen de tegenwoordige en de verleden tijd. Maar overigens een mooi debuut; welkom!

LouisP · 2 oktober 2010 op 18:14

dreamer,
‘k wilde al schrijven na je eerste gedeelte..’nou hier had het voor mij mogen stoppen’….gelukkig niet zeg! Twee mooie bijzondere verhalen, waarbij die herhalingen, die momentontmoetingen zeg maar voor een heel bijzonder gevoel zorgen..bij mij..
ongelofelijk mooi geschreven..

die laatste zin snap ik niet zo goed, die had daardoor wel weg gemogen..maar stoort absoluut niet..
gr.
louis

dreamer · 2 oktober 2010 op 20:17

Dank voor jullie reacties! Een warm welkom!
@ Avalanche: Het is hier niet mogelijk om te herschrijven of wijzigingen aan te brengen in geplaatste tekst, of wel?
@ Louis: de bedoeling van de laatste zin is het monotone weergeven van het bestaan van deze twee personen, die samen – volledig langs elkaar heen – leven.

Anti · 3 oktober 2010 op 00:47

Leuk gedaan! Die vorm is perfect voor een eindeloos repeterend bestaan.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder