Het is donker. Vele meters onder de grond race ik de groep achterna. In de schemering van mijn fietsverlichting probeer ik de oneffenheden van de grond te ontdekken, maar ik zie alleen het plafond. Om de haverklap wordt deze zo laag, dat ik moet bukken. De gids geeft door wanneer we op moeten letten, maar mijn helm schuurt met enige regelmaat langs de grotwanden. Na een paar kilometer is er weer een vernauwing. Ik moet klimmen, bukken en tegelijk een drempel over. Het gaat met moeite. Zodra ik opkijk, ben ik het contact met de groep kwijt. Ondanks de koelte drupt het zweet onder mijn helm en haarnetje vandaan. Op het eerste kruispunt blijf ik staan, in de hoop dat de gids mijn gemis snel opmerkt. Ik probeer op adem te komen en rustig te blijven.

Ruim veertig meter boven mij glooit het Limburgse landschap. Het zomerse gras wuift in de wind, om de laatste regendruppels van zich af te schudden. De laatste hotelgasten ontwaken, om op het terras van de bakker plaats te nemen voor een kop schuimende cappuccino met een ambachtelijke vlaai. De eerste wandelaars keren terug met de kabellift, om hun vermoeide voeten te laten bungelen boven het landschap. En ik zit daar onder. Iedereen is zich bewust van de gangenstelsels, maar nog niemand is zich bewust van mij.

Ik buig me over het stuur van mijn fiets. Met een harde klik schakelt mijn hand het licht uit. De duisternis overvalt me als een vochtige, donkere deken. De omgeving wordt een oneindig niets. Mijn gedachten gaan onwillekeurig naar de twee jongens, die bijna vijftien jaar geleden zijn omgekomen in de grotten. Ze waren nieuwsgierig en dwaalden te ver af, waardoor ze de weg terug niet konden vinden. Zij hadden geen licht, geen eten, geen water. Zij hadden alleen elkaar en een groeiende wanhoop.

Dagenlang dwaalden zij rond in de grotten. Het begon als een weddenschap. Wie durft het verst naar binnen? Wie is het stoerst? En wat zouden de andere jongens zeggen, als ze hoorden van dit geheim? Lachend gingen ze naar binnen. Toen ze de weg kwijt raakten, begon het als een avontuur. Wacht maar tot de rest dit zou horen. Het was een fantastische belevenis. Ze zouden allemaal jaloers zijn en dan zouden ze hen meenemen, om het ook te laten ervaren.

Maar de euforie veranderde al snel in paniek. De jongens zagen niets en probeerden om hulp te roepen. De lucht was erg vochtig en muf, maar er was geen drinken aanwezig om hun rauwe kelen te verzachten. Op de tast gingen zij langs de ruwe muren, tot hun vingertoppen bloedden. In de duisternis raakten ze elk gevoel van oriëntatie kwijt. Liepen ze daar nu minuten? Uren? Dagen? Naar links, rechts, naar noord of naar zuid? Naar de uitgang, misschien? In rondjes, of in een rechte lijn naar het middelpunt van de berg?

De jongens wisten het niet. De reddingswerkers die hen uiteindelijk vonden, konden alleen maar hun vermoedens uitspreken. Hun laatste uren, hun laatste woorden en gevoelens zijn niet bekend. De wanhoop van de een, dat zijn vriend al was overleden. De wetenschap dat de hulp niet op tijd zou arriveren. Zou hij het hebben opgegeven, of op zijn laatste krachten langs de muur schuren, schreeuwen, op zoek naar een uitweg? Het enige dat zeker is, is dat hun jeugdige overmoed voor hen een eenzaam einde betekende in diezelfde grotten.

Ik huiver en knip mijn verlichting weer aan met de hand, die de schakelaar nooit heeft losgelaten. De groeven in het plafond worden weer zichtbaar, maar mijn licht haalt het einde van de gangen niet. De vloer toont diepe, donkere schaduwen. Dan verschijnt er in de verte nog een licht. Als het mijn eigen lichtbundel bereikt, ontwaar ik de gestalte van de gids. Hij roept en ik stap weer op om de weg door de grotten te vervolgen. De jongens laat ik achter op het kruispunt.

Boven het Limburgse heuvellandschap blaast de wind de laatste spanning weg. Het is nu tot een avontuur geworden. Maar een gedachte laat me niet los. Wie in het duister staat, staat daar stil. Daar is geen ruimte voor ontplooiing, verrijking of ontwikkeling. In het duister kijken de gedachten om, draaien rond, op zoek naar de weg van het licht.

Categorieën: Reisverhalen

12 reacties

Mup · 29 augustus 2008 op 12:58

[quote]Ik huiver en knip mijn verlichting weer aan met de hand, die de schakelaar nooit heeft losgelaten.[/quote]

Geeft mooi weer hoe je je gevoeld moet hebben, pakkend geschreven.

[quote]Wie in het duister staat, staat daar stil. Daar is geen ruimte voor ontplooiing, verrijking of ontwikkeling. In het duister kijken de gedachten om, draaien rond, op zoek naar de weg van het licht. [/quote]

Klopt bij je avontuur, maar daar los van ben ik het er niet mee eens, blijft een mooi verhaal,

Groet Mup.

arta · 29 augustus 2008 op 13:46

Gadver, Neus, wat heb je dat akelig echt beschreven, kreeg er de rillingen van!
Goed geschreven, dus!
🙂

lisa-marie · 29 augustus 2008 op 13:49

Echt kippenvel….

pally · 29 augustus 2008 op 20:41

huh, Neus, wat een nachtmerrie zoiets, doodeng!En spannend beschreven. Knap, temeer daar de lezer al weet dat je gered bent, anders kon je er niet over schrijven. Erg mooie uitsmijter ook, trouwens! :wave:

Groet van Pally

Prlwytskovsky · 29 augustus 2008 op 22:23

Heerlijk Neus. Ik heb het zelfs 3x gelezen, kan je nagaan. Daar lust ik meer van.

priet · 30 augustus 2008 op 17:22

Jakkes Prlwytskovsky, één zo’n avontuur lijkt me al een jaar van je leven kosten :lach: Dus nee, ik wens niemand er méér toe!

Vind een viaduct al eng, een tunnel walgelijk, dus ook bij mij rillingen over m’n rug bij zo’n verhaal. Mooi beschreven.

Fem · 31 augustus 2008 op 08:46

Bij een bezoekje aan de grotten, een jaar geleden, hoorde ik ook over die jongens maar pas nu kan ik me hun paniek levendig voorstellen.

Brrrrr… 😕

Prlwytskovsky · 31 augustus 2008 op 12:33

@Priet: niet dat ik mensen dergelijke situaties toewens, maar het verhaal achter het geschrevene, dat de lezer aanzet tot fantaseren. En daar lust ik wel meer van.
Snappie? 😉

SIMBA · 31 augustus 2008 op 12:58

Met dit soort verhalen werden wij vroeger gewaarschuwd niet te diep die grotten in te gaan, ik ben er zo bang door geworden dat ik eigenlijk geen enkele grot meer indurf en zelfs de gidsen niet vertrouw 😕
Erg goed beschreven Neus!

Neuskleuter · 31 augustus 2008 op 15:48

Bedankt voor de mooie reacties! Om bepaalde mensen gerust te stellen: de beleving van het grotbiken zelf was veiliger en prettiger, het verhaal van die jongens hoorde ik pas een dag later. De compilatie van die twee ervaringen is dus samengevoegd in de vrijheid van het schrijven.

@Mup: Er zijn mensen die daar bovenuit stijgen, maar ik doel hier vooral op mensen die moeten strijden voor hun eerste levensbehoeften, het overleven. Het reflecteren op iets komt dan pas achteraf. Maar als je het spreekwoordelijke duister opvat als een gebrek aan kennis, dan is ontplooiing, verrijking en ontwikkeling wel mogelijk, zolang er maar voldoende is voorzien in de primaire levensbehoeften.

Mup · 31 augustus 2008 op 18:58

In jouw stuk past de duisternis letterlijk precies goed. En heel eerlijk, ik ben ook nog lang niet boven de figuurlijke duisternis uitgegroeid, maar doe mijn best.

Wil nog even benadrukken dat ik het een knap stuk beschreven tekst vond! :wave:

groet Mup.

Dees · 31 augustus 2008 op 22:53

Mooi geschreven, zou wmb de cvdm mogen worden. Het enige minpuntje vind ik dat je in je reactie eigenlijk je verhaal ontkent. Het maakt niet uit hoe het echt ging, zeker niet als hoe het niet echt ging zo spannend is beschreven als bovenstaand….

Geef een reactie

Avatar plaatshouder