Maarten
Terwijl ik elke beweging naast mij registreer, het timbre van haar stem als lieftallige muziek in mij opneem, flitst er door me heen dat ik iets aan mijn toenemende gewicht moet doen wil ik überhaupt een kans bij haar maken.
‘Goedemiddag, U spreekt met Maarten van Xero BV. Ik zou graag de heer Van Rossum willen spreken…’
Tot nog toe hebben mijn introducties weinig resultaat, ik kom vandaag niet verder dan de receptioniste. Verveling met een flinke laag frustratie begint zich te wreken. Mijn hoofd bonkt en een vervelende spanning heeft bezit genomen van mijn nek en schouders. Tijd voor koffie, al maakt een kort intermezzo in de minikeuken het geheel er niet beter op.
Als ik de koptelefoon afzet en mijn stoel naar achteren schuif hoor ik haar stem.
Heeft ze het tegen mij of tegen een klant?
‘Maarten, als je toch naar de keuken gaat neem dan een glas water voor me mee.’
Ze kijkt me heel even aan voor ze zich weer buigt over een stapel papieren. Ik knik en mijn hart maakt een sprongetje. Met een bruusk gebaar schuift ze plots de papieren opzij en begint driftig te typen.

Er zijn geen schone glazen meer en met veel zorg was ik een glas voor haar af. De theedoek die aan een haakje hangt is te ranzig om haar glas mee te drogen dus gebruik ik de binnenkant van mijn jasje. Ergens is het een heel intiem gebaar. Zo meteen drinkt ze uit een glas waarin mijn sporen zijn achtergebleven.
De koffie drink ik staande in de keuken. Terwijl ik tussen de luxaflex door naar buiten kijk verlang ik naar een sigaret, niet alleen naar de inmiddels achter me liggende vertrouwde handeling en nicotine maar sinds ik gestopt ben is mijn gewicht gestegen.
Is het wel de moeite waard om langer te leven, gezonder te zijn als ik vervolgens overlijd aan obesitas en hartvervetting? De zinloosheid van de poging om mijn leven te beteren overvalt me en zuchtend giet ik de gore koffie in de gootsteen.
Nog één uur, vertelt de klok aan de keukenwand me, en met het glas water loop ik terug naar mijn werkplek.
‘Zet maar neer’, zegt Lisa zonder opkijken.

Voordat ik me afmeld in het systeem haal ik nog net een afspraak binnen, hetgeen buiten een streepje achter mijn naam op het witte bord aan de wand niks betekent. Pas als er uit de door mij geregelde afspraak door de accountmanager een deal wordt gesloten krijg ik een bonus van luttele euro’s bovenop mijn salaris.
‘Fijne avond’, roep ik de benauwde zaal in naar niemand in het bijzonder. Als ik mijn knellende jas aantrek hoop ik op een blik van haar maar noch zij noch één van mijn collega’s kijkt op of om.

Buiten is er sinds vanochtend niet veel veranderd. De ochtendschemer met windvlagen heeft plaats gemaakt voor een vochtige avondschemer. De motregen die sluipenderwijs door de openhangende jas mijn overhemd bereikt, geeft een extra deprimerende dimensie. Bij de tramhalte staan enkele personen die ik vaag herken van alle ritten die we samen delen. Degenen met een paraplu houden deze vast als een schild waarachter zij zich verschansen tegen de miezerige spatjes die alles in luttele seconden doorweken.
Gelukkig zijn er deze rit genoeg zitplaatsen in de tram. Het is net op de grens van de spits. Ik schuif naar het raam en tuur naar buiten. De condens veeg ik weg met mijn mouw waardoor ik zicht heb op straten en panden die als schaduwen van zichzelf opgaan in het grijze licht dat over de stad valt. De straatverlichting is nog niet aan, waardoor elke kleur ontbreekt.
Ik denk aan de avond die voor mij ligt. Koken doe ik al maanden niet meer. De Chinees, Surinamer en snackbar in mijn wijk kennen mij.
Ik leun met mijn slaap tegen het raam dat koel en vochtig aanvoelt. De bittere geur van rubber en metaal dat van de ruiten komt, doet me denken aan schoolreisjes waar je bij vertrek en terugkomst je neus tegen het raam van de bus drukte. Heen om mijn moeder uit te zwaaien en terug om haar gezicht te spotten tussen die van alle andere ouders. De buikpijn van de witte kadetten, zoete limonade en een overdosis snoep en chips overheerst de herinnering aan de zogenaamde mooie dag.
Mijn moeder is een lieve vrouw. Lijdzaam heeft ze haar man, mijn vader, uit ons leven laten verdwijnen. Missen kan ik hem niet want ik heb hem nooit gekend, hij vertrok toen ik vier was.

Ik sluit mijn ogen en dommel in op de cadans van de schommelende tram.
Een paar haltes voor de mijne schrik ik op.
Het lijkt of iemand mijn naam roept.
‘Maarten..’.
Verbaasd kijk ik om me heen.
De passagiers die vlakbij zitten kijken stoïcijns voor zich uit of op hun telefoon. De meesten hebben oortjes in waarmee ze naar muziek luisteren. Ik kijk achter mij maar daar zit een jong stel dat helemaal in elkaar opgaat.
‘Maarten..’, hoor ik nogmaals.
De paniek van vanmorgen is terug en ik besluit bij de volgende halte uit te stappen.
Als de tram met een akelig gierend geluid tot stilstand komt, druk ik panisch op de knop die de klapdeuren opent. De tree die als tussenstap passagiers behoedt voor een val sla ik in mijn haast over waardoor ik bijna met mijn gezicht tegen het glas van het tramhokje bots. Gegeneerd kijk ik om me heen of iemand mijn vreemde uitstap heeft opgemerkt maar zoals gewoonlijk lijkt het of ik onzichtbaar ben.

Inmiddels branden de lantaarnpalen en sta ik in een drukke winkelstraat waar de etalages lokken maar waar door de regen weinig mensen lopen.
Ben ik gek aan het worden? Ga ik naast de nachtmerries die mijn slaap teisteren nu ook stemmen horen? Met mijn gebalde handen in mijn zakken loop ik door de verlichte straat. Aan het einde zie ik een bekend uithangbord. Zonder verder na te denken zet ik de pas erin en loop de winkel binnen.
Er is niemand aanwezig en aarzelend blijf ik voor de toonbank staan.
Ik kan nog weg, schiet er door me heen maar ik sta als aan de grond genageld.
“Maarten, koop nou maar dat pakje sigaretten én een staatslot’, hoor ik dezelfde stem als uit de tram door de winkel galmen.
Op hetzelfde moment komt er een oude man uit de achterkamer geschuifeld. Een walm van sigarenlucht drijft met hem de winkel in.
‘Een pakje Camel en een staatslot’, zeg ik zacht.
Heeft hij die stem ook gehoord, vraag ik me af.
‘Welke eindcijfers?’, vraagt de verkoper.
‘Doe maar 36’, hoor ik De Stem zeggen.
‘36’, herhaal ik.
‘En een aansteker, Maarten’ hoor ik De Stem grinniken.
‘En een aansteker graag’, herhaal ik als een volgzame sukkel.
‘Hé Maarten, vraag ook even wanneer de trekking is?’
‘Wanneer is de trekking’, hoor ik mezelf zeggen.
‘Komende woensdag’, antwoordt de man terwijl hij een rochelende hoest met zijn hand afschermt.

Als ik buiten sta pulk ik met trillende vingers het pakje sigaretten open en haal er één uit. Van wie is die stem of ben ik het zelf? Ik heb nog nooit een Staatslot gekocht. De kans dat je iets wint is net zo groot als dat God echt bestaat.
Ik aarzel met aansteken. Het heeft me maanden gekost om zonder nicotine te kunnen. Dat mijn gewicht met tien kilo is toegenomen kan me niet zoveel schelen. Voor wie moet ik tenslotte aantrekkelijk zijn? Lisa ziet me duidelijk niet staan.
Mijn ex wilde dat ik stopte omdat het huis stonk. Vervolgens klaagde ze over alle peuken in de tuin. Toen ik eenmaal was gestopt en flink aankwam had ze gezegd dat ik vadsig werd. Vlak daarna had ze de scheiding aangevraagd.
Terwijl ik voor de tabakszaak sta, aarzelend of ik de sigaret wel of niet moet aansteken zie ik aan de overkant een bekende gestalte.


Esther Suzanna

Ik schrijf omdat ik het niet laten kan op https://www.facebook.com/esthersuzanna/ en http://suzannaesther.nl/

14 reacties

van Gellekom · 16 november 2016 op 15:02

Blijft de vraag of ze opsteekt Mooi in al zn geledingen

StreekSteek · 16 november 2016 op 16:23

Eenzaamheid en verlangen naar iemand spatten er, dankzij de sobere en goed getroffen schrijfstijl, af.

Karen.2.0 · 16 november 2016 op 17:28

Knap hoe je al die details elke keer weer weet te plaatsen waardoor ik alles voor me zie. Mag ik even zeuren?
‘niet alleen naar de inmiddels achter me liggende vertrouwde handeling en nicotine maar sinds ik gestopt ben is mijn gewicht gestegen.’
Achter ‘nicotine’ verwacht ik ‘maar ook’, wat logisch volgt op ‘niet alleen’. Voor mijn gevoel klopt de zin nu niet (maar kan het zomaar mis hebben)

    Esther Suzanna · 16 november 2016 op 18:11

    Klopt. Die zin loopt niet lekker. Ergens wist ik het wel maar wil dan te snel, teveel informatie geven in één zin. Ga ik aanpassen. 🙂

Nummer 22 · 16 november 2016 op 17:31

Een dilemma, tsja. De geur van de mensen ruik ik nu al…tijd voor een nicotine geur.

Ik heb deze column met genoegen gelezen!

Ferrara · 16 november 2016 op 17:39

Esther, de sfeer in de tram, meesterlijk. Ik ruik het, voel het. Het zijn niet de leukste ritten. En met dat pakje Camel kan het nog alle kanten op. Weer graag gelezen.

NicoleS · 16 november 2016 op 18:08

Prima geschreven. Een suggestie voor een zin: Vlak daarna vroeg ze de scheiding aan. Benieuwd naar t volgende deel

Meralixe · 16 november 2016 op 18:55

Jandorie wat ben ik echt jaloers op je fantasie om personages aan ’t papier toe te vertrouwen. Terwijl je ’t leest is het alsof, hier in dit geval, die man zich voor je uit beweegt.
Die aantrekkingskracht van vroegere verslavingen… meesterlijk omschreven…
Dat kind aan het raam van de bus? Hoogstaand staaltje van schrijfkunst…
En toch durf ik het aan te schrijven dat er nog werk aan de winkel is. Als je door verder te oefenen groeit in het wegwerken van die zwakke puntjes zonder afbreuk te doen aan je identiteit zal ik u eindelijk eens met rust laten.
Heerlijk toch dat er gegarandeerd nog groei zit in je schrijven?
Nee hoor, IK kan het je niet leren. Wat een pretentie zou dit zijn. Het is een kwestie van voelen, een willen beter worden…
Klein voorbeeldje:
ochtendschemer – avondschemer Ochtendgloren?
‘De koffie drink ik staande in de keuken.’
Ik drink mijn koffie, staande in de keuken?
Staande in de keuken drink ik mijn koffie?
Kijk, één van de drie mogelijkheden is toch de beste hoor.
Schrijven… heerlijk.

Esther Suzanna · 16 november 2016 op 21:19

Dank jullie wel. Al schrijvend leert men.. ik. ?

Nachtzuster · 16 november 2016 op 23:12

Ik vinnem mooi en spannend en lees heeeeel graag deel 6!

Mien · 17 november 2016 op 00:05

Ik merk bij het lezen dat het too much is, dit schrijven. Less is more doemt in mijn hoofd op. Kill your darlings. Sorry, na twaalf uur sluipt het Engels er in.

Snarf · 17 november 2016 op 12:13

Mooi en gedetailleerd geschreven zonder dat het saai wordt. Kenmerkend voor stilistisch schrijven. Knap, hoor!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder