Het is 1 van de grootste events op de laatste vrijdag van de maand. Heel Rotterdam en omstreken maakt zich op voor de borrel. Meer dan tweeduizend mensen komen naar deze ik-zie-en-moet-zelf-ook-gezien-worden-avond. Twee maanden eerder was ik al heel even bij de borrel geweest. Na een uurtje had ik het toen gezien en nam afscheid van mijn collega’s. Het type mensen wat ik op deze borrel had gezien was niet “mijn volk”. Helaas was het deze week weer zover. Meerdere collega’s probeerde mij over te halen om deze borrel alsnog een kans te geven. De eerste tien keer zei ik nee, en als ik had geweten dat ze het niet meer dan elf keer zouden vragen had ik nog een keer nee gezegd. Het idee van deze avond stond me alweer een beetje tegen. Ook in verband met dat stinkende rookverbod had ik hier weinig behoefte aan. Zoals een collega al had geroepen “Fijn, nu ruik ik geen rook meer, maar enkel nog zweet!” had ik besloten niet langer dan een uur te blijven. Ik moest en zou weg zijn voordat de meeste deo’s waren uitgewerkt.
Die bewuste vrijdagmiddag zag mijn directe collega het een beetje somber in. Aangezien ik al ja had gezegd tegen de borrel besloot ik haar ook over te halen. Onder het mom van “dat zal je goed doen” ook vertaald als “laat me niet alleen met al onze mannelijke collega’s” was zij gelukkig snel overtuigd. Als snel liepen wij samen door het pand op zoek naar collega’s die wij wel mee wilden hebben. Het viel mij op dat wij enkel rokers uitnodigden, maar het idee zelf stond mij niet tegen. Ik zou niet de enige zijn die bij elk drankje zou snakken naar een sigaret. Rond vijf uur liepen wij naar binnen en al snel hadden wij allemaal het groene boord met daarop een brandende sigaret in een pijl naar rechts gezien. Toch hielden we ons allemaal sterk en volgden het bord niet direct. We liepen verder naar binnen de trap op en werden daar op vriendelijke wijze ontvangen door een glas rosé. We zochten een plaatsje waar wij alle tien konden zitten en probeerden wanhopig in al die frisse lucht te genieten van een drankje.
Ik concentreerde mij volledig op het aanwezige volk zodat mijn gedachten niet naar de sigaret zouden afdwalen. Het volk was precies zoals het twee maanden eerder al was. Terwijl ik rondkijk valt mij op hoe iedereen oogcontact met elkaar zoekt. Netwerken is het beste woord om de gehele avond te omschrijven. Zodra mijn glas leeg is krijg ik een nieuw glas met witte wijn en de eerste collega’s gaan weg voor een sigaret. De afspraak om in kleine groepjes te roken was blijkbaar al gemaakt en helaas hoorde ik niet bij de eerste groep. Ik begon al aan een tweede drankje terwijl mijn nicotinepeil een dieptepunt bereikte. Ik keek op mijn horloge. Kwart voor zes. Nog geen drie kwartier geleden had ik een complete sigaret opgerookt en toch was de behoefte enorm. Ik had mezelf beloofd een uur te blijven. Ik kan dat kwartier nog wel volhouden. Terwijl een jonge vrouw in een zuurstokjurkje voorbij liep waarin haar tepels net niet te zien waren stikte ik bijna in mijn wijn. Dit was niet mijn volk!
Twintig minuten later was de eerste groep nog niet terug. Ik had zelf al bedacht dat mijn collega’s twee sigaretten zouden roken om weer even “mee te kunnen”. Eindelijk kwam de verlossing. De tweede groep was wel een groep waar ik bij hoorde! Ik wou zo snel mogelijk een weg naar het groene bord vinden, maar blijkbaar waren de tweeduizend mensen allemaal inmiddels binnen. Tien minuten later stond ik buiten waar het nog redelijk rustig was. We konden zelfs een aantal stoeltjes vinden en besloten even rustig te gaan zitten. Ik maakte samen met mijn collega’s bijna iedereen die voorbij liep belachelijk en besefte dat de mensen met wie ik daar zat wel “mijn volk” waren. Ook wist ik dat mensen over mij dingen zouden zeggen. Ik zat daar met enkel aandacht voor mijn collega’s en er was amper huid van mij zichtbaar. Ik had geen make-up op en elke man die oogcontact met mij maakte kon verder geen interesse bij mij wekken.
Mijn overige collega’s besloten ook naar buiten te komen met een aantal flessen wijn en de behoefte van mij om weg te gaan was snel vervlogen. De warme zon brandde dwars door mijn zwartje jasje heen, maar ik wist zeker dat niemand mijn zweet kon ruiken. Voor de zekerheid stak ik wel alsnog een sigaret op. Na nog een aantal glazen wijn werd mij opnieuw gevraagd of ik de volgende keer weer mee zou gaan. Nee, ik voelde mij in deze enorme menigte niet geheel op mijn gemak, maar ik kreeg langzaamaan het idee dat er weinig mensen waren die echt op hun gemak waren. Iedere vrouw controleerde om de vijf minuten haar jurkje en alle mannen die op wanhopige wijze contact maakten met gold-seekers kon ik horen denken “zolang ik verder maar niemand tegen kom uit mijn privé-leven die dit aan mijn vrouw/vriendin vertellen”. Ik begon te geloven dat ik 1 van de weinige mensen was die zich daar wel op haar gemak kon voelen. Ik zocht geen contact met mensen en ik zat daar al helemaal niet om gezien te worden. Het was waarschijnlijk de wijn die mij liet zeggen “Natuurlijk ga ik weer mee!”, maar ik was nog wel nuchter genoeg om toe te voegen “Zolang het niet regent zodat ik weer de gehele avond buiten kan staan!”.
2 reacties
arta · 9 juli 2008 op 18:54
Dit stuk kon mij niet bekoren.
De overdosis ‘ikken’, de vrij flauwe verhaallijn in combinatie met regelmatig de opmerking ‘niet mijn volk’, zonder een duidelijke beschrijving te geven wat wel (onopgemaakte, geheel bedekte vrouwen??)of niet (Zuurstokgejurkte golddiggers en vreemdgaande mannen??)’jouw volk’ is.
Overigens moet ik wel bekennen volledig allergisch te zijn voor de opmerking ‘(niet) mijn volk’, daar gaan mijn haren op de één of andere manier van overeind staan….
axelle · 10 juli 2008 op 19:47
Je had er best twee alinea’s van kunnen maken.