Waarschijnlijk weer een labiel, ingestort wrak, dacht Hector Blericks, verpleger van het kleine psychiatrische ziekenhuis Het Blijde Zicht toen Jozef Boenders zich die avond in half beschonken toestand had aangeboden op de dienst acute opvang. De meerderheid van de patiënten die zich aanboden voor een psychiatrische opname hadden een valies, een reistas of ten minste een rugzak vol nuttige spullen bij, maar deze meest fanatieke lezer ter wereld droeg enkel een paar boeken onder z’n arm. Weliswaar slechte romans van Nederlandstalige auteurs, maar alleszins boeken met een kaft, een tekst en een korte inhoud op de achterflap. Veel meer kon er waarschijnlijk niet verwacht worden van de meeste Nederlandstalige romans, al won er af en toe wel eens eentje een belangrijke literaire prijs …

Jozef Boenders leefde in een eigen fantasiewereld. Hij was een eenzaat die zich amper kon herinneren dat hij getrouwd was. Heel uitzonderlijk kon hij dan ook het gezelschap verdragen van z’n echtgenote, Sophie Bovenaarde, een dichteres die zich beroepsmatig bezig hield met het schrijven van zielige gedichten over de eenzaamheid, de vergankelijkheid van het bestaan, de tenondergang van onze maatschappij en een gigantische horror bunny.

Gelukkig vertoonde Sophie schizofrene neigingen waardoor ze af en toe haar eenzaamheid kon verlichten door gesprekken te voeren met zichzelf. De personages die altijd de hoofdrol speelden in haar gedachten waren commandant Brant Van de Wiel en het jonge meisje Maya De Truyzer. Brant Van de Wiel was niet enkel een oversekste legercommandant van zesendertig en vader van zestien dochters, maar was bovendien ook een fervent verzamelaar van vervallen zwangerschapstesten. Hij had zijn collectie in enkele maanden tijd kunnen verdubbelen omdat drie van zijn dochters de leeftijd van achttien hadden bereikt en meer dan eens café Wir War (Otterstraat, Turnhout) bezochten.

De dochters van Van de Wiel waren eigenlijk brave muurbloempjes die nog nooit het bed hadden gedeeld met een jongen, uitsluitend frisdranken nuttigden en erotische romans ritueel verbrandden, maar omdat Van de Wiel zelf een dekstier was die bij het zien van een halve borst al genoeg had om een gewelving in z’n broek gewaar te worden, ging hij ervan uit dat alle jongens maar met één doel op café gingen; z’n lieve, jonge dochters bezwangeren.

Maya De Truyzer was op haar beurt dan weer een frêle meisje dat zich staande hield op smalle, witte beentjes, een mager bovenlichaam met dunne armpjes en peervormige borstjes die zo klein waren dat ze telkens donkergroen uitsloeg van jaloezie als ze een vrouw zag die nog maar een heel klein beetje aanleg voor obesitas vertoonde. Maya was in een plaatselijke supermarkt aangesteld als hoofdverkoopster van onrijpe, witgroenige aardbeien, halfdoorgesneden, geelkleurige zespris en kaki’s die ze zonder blozen en vooral uit onwetendheid aanbod als kaka’s. In haar vrije tijd deed ze aan Hatha-yoga, blies ze zwembandjes op voor de buurtkinderen, zamelde ze handtekeningen in ten voordele van een poezenproject te Geel en lachte ze vrouwen uit die hun benen niet onthaarden.

In die hoedanigheid voerde Sophie Bovenaarde vermakelijke gesprekken met Brant en Maya. Gesprekken die ze nooit zou kunnen voeren met haar echtgenoot die liever de hele avond boeken doorbladerde en hierbij absoluut niet gestoord wenste te worden door haar niets-bijdragende gewauwel. Haar man dacht van zichzelf dat hij de wereld kon verbeteren door aan iedereen duidelijk te maken dat de jury van de meeste literaire prijzen bestond uit oude, zielige droplullen die nog nooit in hun leven geglimlacht hadden, flauw vielen als iemand het woord lul in een roman vermeldde en vonden dat alle culturele subsidies moesten gaan naar klassieke muziek, opera en hoogwaardig opgevoerde toneelvoorstellingen. Van funcioneel naakt hadden ze nog nooit gehoord en schrijvers die beweerden meisjes achterwaarts in de poes te naaien, dienden verbannen te worden naar ver afgelegen oorden waar ze verplicht werden hun volledige oeuvre te bewerken en wel in die zin dat ze alle schunnige passages vervingen door godsvruchtige. Hoe kon het anders dat Herman Brusselmans nog nooit een literaire prijs van enig belang had gewonnen? Humoristische romans waren op voorhand uitgesloten om een belangrijke prijs in de wacht te slepen.

De uitspraken van haar echtgenoot vielen bij haar niet in goede aarde omdat zij hield van ernstige, diepmenselijke romans, maar dat kwam dan weer, althans volgens Boenders, omdat haar hersenen niet geschikt waren tot het opnemen van welke vorm van humor dan ook. Het humorloze, schizofrene trutje, noemde hij haar als hij razend was omdat ze weer eens een literair prijsbeest gekocht had. Al een geluk, had hij haar op een dag toegeroepen, dat je die kutromans nog leest, want er bestaan een miljard mensen die ze ongelezen in hun dressoir zouden zetten, en dat is helemaal zielig!

Soms was Sophie Bovenaarde haar echtgenoot dan ook kotsbeu en was ze eigenlijk blij dat hij zich liet opnemen in de psychiatrie. Tijdens de maanden dat Jozef Boenders van huis was, zat ze elke avond gesprekken te voeren met zichzelf terwijl ze het gezelschap trakteerde op thee en koekjes. Doordat ze niet enkel haar kopje thee, maar ook dat van Brant en Maya opdronk, moest ze zo dikwijls naar het toilet lopen dat ze na een tijdje besloot om in haar kleine badkamer te bivakkeren. In haar bloot gat zat ze op de bril van de wc en voerde ze met zichzelf gesprekken over haar eigen spirituele gedichten en over de stoppeltjes op haar benen. Meestal kwam hier ruzie van omdat de personages in haar geest tegenstrijdige gedachten hadden over de thema’s die telkens weer terugkeerden in haar gedichten.

De dag dat Boenders zich had aangeboden op de acute opvang, was z’n vrouw naakt in bed gekropen, had ze zichzelf een relaxerende massage gegeven door met de buitenkant van haar handpalmen over de zijkanten van haar billen te wrijven en had ze vervolgens met behulp van enkele milieuvriendelijke attributen een orgasme weten op te wekken. Nadien had ze thee gedronken met de oudste dochter van commandant Van de Wiel. Jona zoals het meisje heette, hield zich voornamelijk bezig met het heruitvinden van dingen die iedereen al lang in huis had. Haar laatste uitvinding was een machine die door middel van een verwarmingsthermostaat instaat bleek te zijn om een deeg om te vormen tot een platte, eetbare schijf die niet enkel heerlijk rook maar bovendien ook nog eens, al waren de meningen aanvankelijk verdeeld, lekker smaakte, zeker als deze platte schijven bestrooid werden met poedersuiker. Ze had haar uitvinding aanvankelijk een koekenpan willen noemen maar haar jongste zusje had haar verzekerd dat zoiets al jaren bestond, waardoor Jona trekjes begon te vertonen van zwaarmoedigheid. Ze begon voor te dragen uit een filosofisch werk dat helemaal niet filosofisch bedoeld was, te luisteren naar alle Nederlandstalige schlagers van de jaren ’79 tot ’89, werd fan van een idioot kookprogramma op een weinig bekeken Vlaamse zender en begon als een overijverige intendant het gehele werk en oeuvre van Herman Brusselmans te bestuderen, waarover ze later een circa 860 pagina’s lange studie samenstelde.

Fiona die de jongste dochter van de commandant was, studeerde aan de universiteit van Gent Wijsbegeerte en Letteren en las voor haar eindthesis alle verhalen van Kamagurka. Aanvankelijk had haar mentor deze stripreeks niet erkend als zijnde afstudeermateriaal maar gezien haar jonge leeftijd van zes jaar, werd haar literaire keuze door de vingers gezien. Toen de drieëntwintigjarige Bram Petersen toen besloot om de ernstige boeken van William Faulkner, Ernest Hemingway, Samuel Beckett aan de kant te leggen en aan een thesis begon te schrijven over de stripreeks Urbanus werd dit dan ook eenmalig toegestaan omdat de begeleidende professor vond dat elke mens gelijk was en ook even veel kansen moest krijgen. Zo’n sociaalaanvoelende man was de dementerende professor wel. Zo iemand die al van in z’n kinderjaren het geluk had zo slim te zijn dat hij nooit moest studeren, nooit een jaar diende te dubbelen, direct aan de universiteit mocht doceren en bijgevolg nog nooit een dag in z’n leven werkloos was geweest. Zo iemand was van mening dat alle individuen even veel kansen moesten krijgen.

Nochtans zou Bram Petersen, in tegenstelling tot Fiona Van de Wiel, niet slagen voor z’n eindproef omdat hij op de mondelinge verdediging van z’n werk één van de hoofdpersonages verwisseld had met een bijfiguur uit een andere stripreeks. Fiona had daarentegen alle strips van Kamagurka samengevat en hierbij talrijke verwijzingen gemaakt naar van belangzijnde actuele thema’s. Hierdoor werd ze zelfs genomineerd voor beste thesis van het jaar, maar uiteindelijk zou ene Cho Hu Tong de prijs in de wacht slepen met zijn thesis over alle mussen die voorkwamen in het oeuvre van Christophe Vekeman. De jury apprecieerde het ook ten zeerste dat Cho Hu Tong 49 Manieren om een dag door te komen vertaald had in het Chinees, al bleken er later wel verschillende spellingsfouten in deze vertaling voor te komen.

Categorieën: Fictie

Mark

Vlaams auteur, columnist en dichter. Kenner van het volledige oeuvre van Herman Brusselmans. Schrijft dagelijks.

10 reacties

Mien · 29 augustus 2015 op 12:16

Geweldige column. Wat mij betreft Column van de Maand. Het kan nog. De meesterwerken van de andere schrijvers hier vallen in het niet. Had er al vier genomineerd (Pierken, troubadour, trawant en ik dacht Meralixe). Maar deze overtreft.
Slechts een heel klein commentaar. Twee keer ’toen’ in de zin: Toen de drieëntwintigjarige Bram Petersen toen besloot … leest niet lekker.

    Mien · 29 augustus 2015 op 12:55

    In mijn enthousiasme ook maar meteen deel 2 gelezen op je weblog. Erg goed. We want more. :yes:

troubadour · 29 augustus 2015 op 15:35

Gestopt met lezen, te veel van het goede voor een beperkt adsorptievermogen.
Mien weer met zijn ‘we’.

    Mien · 29 augustus 2015 op 15:52

    In ieder geval samen met [b][url=https://m.youtube.com/watch?v=FTgAcTkN708]Arno[/url][/b] toch! 😉

Mark · 29 augustus 2015 op 16:48

Geef mij ook Arno maar !

Meralixe · 30 augustus 2015 op 07:37

Echt hoor, maar ik moet er eerlijkheidshalve ook aan toevoegen dat ik gisteren wat wijn gedronken heb en dat er momenteel een onweer over Vlaanderen trekt, maar echt hoor, ik was nog niet aan de helft van de column of het begon zo verschrikkelijk hard te tollen in mijn hoofd tot bruusk stoppen met lezen de enige oplossing bleek te zijn.
Misschien hebben anderen nu het zelfde gevoel bij het ontrafelen van bovenstaande zin waarvoor mijn excuses. :-))

Frans · 30 augustus 2015 op 12:01

Zeer fantasierijke taalkunst. Voor een column, naar mijn smaak, wat aan de lange kant.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder