10-11-2014

Met de Tankautospuit reed de brandweer de betreffende straat binnen. Aan weerszijden stonden jaren-zestig flats. Vanaf het trottoir, in opvallende gele kleding, wuifde een ambulancebroeder; hij wees naar een balkon op de tweede etage van de flat. De Tankautospuit reed een paar meter door voordat hij tot stilstand kwam, zodat de Hoogwerker dadelijk recht voor de deur zou kunnen opstellen.

Nadat de brandweerlieden waren uitgestapt, vertelde de broeder hen dat het een vrouw betrof met een zware longontsteking. De vrouw was niet meer in staat overeind te komen en zou horizontaal moeten worden afgevoerd. Zodoende had de broeder om de brandweer gevraagd. Terwijl hij praatte, probeerde de bevelvoerder alvast een inschatting te maken van de balkondeur, of deze wel breed genoeg zou zijn voor de brancard. ‘Heeft ze geen Ebola?’ vroeg hij tussendoor. Die ochtend hadden zij juist een Ebola-oefening gedraaid. Het moest wel heel raar lopen, maar je wist natuurlijk nooit.

In het trappenhuis omringde hen een muffe, aanhangende lucht, die bij het beklimmen van de treden alleen maar sterker werd. De voordeur van de woning stond open. In de gang, recht voor de slaapkamer, zat een oudere man op een krukje; armen stijf over elkaar, gebitloos, een intens verbaasde uitdrukking op het gezicht. De man keek uit op zijn vrouw die daar naakt in bed lag, omringt door poepresten. De bevelvoerder volgde zijn blik en ontwaarde een enorme opgeblazen buik, daaronder, weids in het aanzicht, bevond zich iets, dat vast en zeker lang geleden een begeerlijke plek voor de man op het krukje moest zijn geweest.

De bevelvoerder snelde naar buiten om de Hoogwerker aanwijzingen te geven. Dat was nu even belangrijk. Eenmaal weer boven aan de trap gekomen, stonden daar de manschappen nog voor de deur, met rubber handschoentjes aan. In stilte te wachten. Een van hen keek achteloos naar het bladderende plafond in het traphuis. Hun boodschap was duidelijk: wij verblijven niet langer dan strikt noodzakelijk in de woning.

Even later zweefde de brancardsteun van de Hoogwerker al voor het balkon. Alleen de vrouw zelf moest een halve slag worden gedraaid en op de brancard getild. Op het bed gezeten, bogen de mannen over het deels naakte lichaam en sjorden het omzichtig op de brancard. Eén van hen moest zo ver voorover buigen om de bandjes van de brancard vast te maken, dat hij, met zijn afkerende gelaat, tot zeer dicht bij het delicate deel van de patiënte moest komen. Maar het lukte hem wonderwel. Beiden bandjes zaten vast. De bevelvoerder zag het een en ander aan, als leidinggevende had hij de schone taak de inzet van een afstandje te overzien. Aan het eind van het bed zag hij haar tenen omhoog steken, waarin de nagels en likdoorns danig waren vergroeid, als waren het omgekeerde druipstenen.

Toen de brancard eenmaal op de Hoogwerker geschoven was, de vrouw de open onbewolkte lucht in zweefde, verlieten de mannen achter elkaar het pand. Beneden werd de patiënte keurig aan de ambulancebroeders overgedragen en naar het ziekenhuis afgevoerd.

Na het dichtslaan van de Tankautospuitdeuren, ontdeden de brandweerlieden zich zorgvuldig van de rubber handschoentjes. Die verdwenen om beurten in een plastic zak. De geur van de woning hing nog in hun pakken, stelden zij vast. Met enige veerkracht kwam de Tankautospuit in beweging. Zij reden de straat uit, richting de lunch. Of wellicht tussentijds een volgende enerverende klus.

 

R

Categorieën: Verhalen

Richard Brand

Brand (1968) is geboren te Rotterdam-Delfshaven en woont momenteel in Schiedam. Sinds 1999 is hij werkzaam als bevelvoerder bij de brandweer in Den Haag. De studie Cultuurwetenschappen heeft hij niet volledig afgemaakt, maar in zijn vrije tijd studeert hij aan de Open Universiteit. Daarnaast brengt hij, in samenwerking met De Nieuwe Uitgeverij, zijn roman ‘Iva‘ uit: een verhaal over de zoektocht naar wat kunst is. De gebeurtenissen in het leven van de hoofdpersonage, Stan Weideveld, leiden de lezer via intrigerende scènes naar een oplossing.

20 reacties

troubadour · 16 november 2014 op 08:29

De ‘naakte’ waarheid ligt mij wat zwaar op de nuchtere maag.
Ik proef dat dat ook de bedoeling van de schrijver is geweest.
Geslaagd dus!

Yfs · 16 november 2014 op 10:15

Een beetje verwarrend en slordig geschreven deze column wat ik niet van je gewend ben.
Zo vind ik de vraag of de vrouw Ebola zou hebben niet echt passen en vraag ik me af wat er verder met de oudere man op het krukje gebeurde, die leek opeens verdwenen.
“Handschoentjes” klinkt te kinderlijk bij het beeld van stoere brandweerlieden.
OmringT met een “T” doet wel heel erg zeer, net als beideN bandjes Ouch! 😉
Dat de vrouw “de onbewolkte lucht in zweefde” vind ik dan weer leuk gevonden!
Alles bij elkaar een column die beslist aantoont dat je als brandweerman veel meer doet dan alleen maar brandjes blussen en dingen meemaakt die het daglicht niet kunnen verdragen! :shout:

Meralixe · 16 november 2014 op 14:57

Ik zit met een vraagje. Als ik uw biografie lees waar er zelfs sprake is van een BOEK en dan verder eventjes uw blog bekijk, dan vraag ik me toch echt af waarom er in deze column zo weinig te merken is van echte schrijverskwaliteit. 🙁

Mien · 17 november 2014 op 07:27

Ik vind het eigenlijk wel schattig dat je als brandweerman, namen geeft aan de brandweerauto’s. Het toont hart voor de zaak. Maar het had wel wat origineler gekund … 😉

    Richard Brand · 17 november 2014 op 13:54

    Tankautospuit is geen naam die door iemand wordt gehanteerd, maar is gewoon de naam. Normaliter wordt er een ander, zoeter beeld van de brandweer geschetst. Originaliteit is een ruim begrip, Mien.

      Mien · 17 november 2014 op 21:38

      Dat snap ik, maar waarom dan de hoofdletters? Dat gaat boven mijn Brandweerpet.

        Richard Brand · 18 november 2014 op 09:56

        Dient een naam niet doorgaans met een hoofdletter te worden geschreven?

          Mien · 18 november 2014 op 11:55

          Als jullie de tankautospuit en de hoogwerker de naam ‘Tankautospuit’ en ‘Hoogwerker’ gegeven hebben wel. Maar nogmaals niet echt originele namen. Maar volgens mij bedoel je gewoon de voertuigen tankautospuit en hoogwerker. Dan schrijf je ze niet met een hoofdletter. 😉

pally · 17 november 2014 op 15:41

Er zitten genoeg elementen in voor een goede column, Richard. Maar er zit m.i. te veel ruis tussen. Zinnetjes als: ‘dat was nu even belangrijk’.
‘het lukte hem wonderwel’. en ook de ‘ebola- zinnen’ kunnen m.i. weg. En zeker ook de laatste zin.

Pierken · 18 november 2014 op 02:28

Als ik zo letterlijk verslag zou leggen van het werk dat ik doe, dan zou je in slaap vallen, Richard. Met name de verbijzondering van het jargon binnen mijn werkveld zou je doen afhaken. Dit leest voor mij teveel als een rapport. Kan je daar iets mee?

Dees · 18 november 2014 op 16:24

Ik vind de ebola opmerking juist wel grappig, van die typische on-the-job opmerkingen onder elkaar. Het voegt iets toe aan de sfeer.

Ook ebola mag met een kleine letter, tenzij je er een soort personage van wenst te maken in een vervolg.

Ik kan me inleven in het verhaal en heb behoefte aan een diepe ademteug frisse, lichaamsgeurvrije lucht. Prima stukje wat mij betreft!

Ferrara · 18 november 2014 op 23:49

Weinig subtiele beschrijving van een ‘klus’. Geen greintje meeleven met het echtpaar dat er zo te lezen niet best aan toe was.
Ik heb beter van je gelezen.

    Richard Brand · 19 november 2014 op 00:12

    Lijkt een moreel standje uwerzijds. Medeleven is er wel zeker, evenals verbijstering, maar mag nimmer ten koste gaan van het verhaal.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder