Een teken van onze welvaart is het aantal paarden dat ons landje mag bevolken. En op het platteland (uit steden heb ik geen ervaring) straten, wandel- en voetpaden mag bevuilen. Het aantal “paardenbakken” (voor onbekenden: een paardenbak is een afgebakend stukje terrein, meestal bij een boerderij(tje) waar met paarden geoefend wordt op de diverse disciplines van de rijkunst) stijgt bij wijze van spreken “met de dag”. Al die paarden hebben, dat zult u begrijpen, een vader en een moeder. Voor de voortplanting zorgt in hoofdzaak de merrie, maar zonder een goede start kan zij dat ook niet. Voor die goede start komt een meneer (ik denk in een dikke mercedes) langs en die heeft een koelboxje in de “wagen” met ”rietjes”. Elk rietje bevat een minuscuul beetje van het zaad van een “paardmeneer”. Niet van de eerste de beste, nee van een exemplaar welke een geweldig goede naam heeft wat eigenschappen betreft die in de paardenwereld “tellen”. En daarnaast nog zo’n mooie naam dat ze de langste en mooiste adelijke mensennamen naar de kroon steken. Hoe zo’n KI (want zo heet dat) precies in zijn werk gaat weet ik niet, maar ik kan me niet voorstellen dat er nog veel erotisch genoegen is overgebleven, noch voor het “hij-paard”, noch voor de ontvangende partij.

Dat was vroeger wel anders! Met “vroeger” bedoel ik in mijn jongensjaren, en u mag aannemen dat is al héééél lang geleden. Toen waren er ook al heel wat paarden op het platteland. Andere paarden, dat wel. Van die dikke boerenknollen, je ziet ze nog wel in de weilanden. Harde werkers op het land om te doen wat nu met trekkers wordt gedaan. Ook die moesten zicht voortplanten om te zorgen dat er in latere jaren weer paarden waren om te ploegen, te eggen (slechten op z’n Zeeuws) en de boerenkarren met de oogst te trekken. Die voortplanting was toen nog “puur natuur”.

De “vaders” van toen hadden zulke mooie namen en stambomen als nu. Maar voor de rest ging het er heel anders aan toe. Een welgestelde boer hield er een aantal knapen van meneren op na. Als boer met een merrie, die wel eens zo’n “god-paard” in haar nabijheid wilde hebben (vraag me niet hoe de boer dat wist, of ging het alleen maar op de frequentie van de kalender?), werd bezoek besteld. Een knecht van de baas ging dan met de a.s. vader op stap. Zo’n knecht had in de volksmond de naam iengsteboer. Erg druk was het op de wegen nog niet. De hengst liep meestal midden op de weg, een stuk er achter de iengsteboer, met het andere eind van een voor huidige begrippen wel erg lange liende in zijn ene hand en in de andere een forse wandelstok, waarmee hij bij tijd en wijle tussen de tikjes op de grond door ook fraaie draaiende bewegingen maakte. Zoiets als vendelzwaaien.

Werd zoiets door jongens van de lagere school waargenomen dan werden alle andere activiteiten gestaakt. Immers, er was weer een voorstelling op komst. Boerderijen waren er destijds nog diverse in de dorpskommen en daarom was de openlucht-schouwburg niet zo ver. Het “toneel” was niet al te opzichtelijk, meestal een hoekje achteraf op de boerderij. Verlangend paard was daar al wachtende. En het jonge publiek vond altijd wel een plaatsje, desnoods door de heg, om van alles getuige te zijn. Hoe dichter het bezoek naderde hoe onrustiger a.s. moe werd. Met een helle hinnik werd er welkom geheten en soms ook zo beantwoord.

Wat daarna gebeurde, daar was het de jonge meute om te doen. Eénmaal in elkaars nabijheid begon er vaak een soort geliefkoos met de kopen bij elkaar. Intussen pakte “hij” het “gereedschap” uit en daar werd je wel stil van ! Kolossaal zeg ! Groeit een baby-veulen soms in moeders maag ?
Maar met de koppen bij elkaar komen er geen kachels in de wei dus de opstelling wijzigde zich. Na enig gesnuffel, juist ja, u kunt u wel voorstellen hoe het verder ging. Maar als de “opwarmronde” erg veel indruk had gemaakt gebeurde het wel eens dat “hij” te gehaast was om op tijd “puntje bij paaltje” te krijgen. Geen nood, dan was de iengsteboer chauffeur, of zou in deze moderne tijd activiteitenbegeleider een beter woord zijn ? In de hoop dat hij nog op tijd was met de stuurcorrecties. Was dat niet het geval, dan kreeg hij soms de lading, die heel ergens anders moest zijn, waar dan ook over zich heen. Wat hij dan riep durfde hij op zondag in de kerk niet te herhalen. Maar achter de heg was het dolle pret, zeer dolle pret, mag ik wel zeggen. Straten verder kon je de lol daarover horen en er werd nog flink over nagepraat.

Ook over het “leventje” dat zo’n hengst toch maar had. Hij was weer al weg naar een volgende klant, en ook dan weer “vandattum”. En dat van dag tot dag, Om te likkebaarden! Hoe hiel hij dat vol. Het knapste jongetje van de klas wist dat wel. Na een zware (“?”) dag weer thuis werd de meneer in de watten gelegd. Gepoetst en geboend, zodat hij de volgende dag er weer mooi op stond. En aever kreeg hij zoveel hij maar wilde en als toetje altijd een immer vol eiers !

Een aantal woorden zijn uit het Zeeuwse dialect. Een liende is een leidsel, een toom zo u wilt, aever is het paardenlievelingsvoer haver dat deze “mannen” niet alleen verdienen maar ook ruimschoots krijgen, een kachel is een veulen, een immer vol eiers een emmer vol met eieren en een iengsteboer een hengstenboer. Maar dat laatste had u natuurlijk al lang begrepen.


4 reacties

wendy77 · 17 januari 2006 op 17:02

En boer Janse. Uit welk Zeeuws deel mag jij dan wel komen?
Ik zou zelfs nog zeggen: Een immer vol aaiers 😀

sally · 18 januari 2006 op 19:59

[quote]Was dat niet het geval, dan kreeg hij soms de lading, die heel ergens anders moest zijn, waar dan ook over zich heen. Wat hij dan riep durfde hij op zondag in de kerk niet te herhalen[/quote]
Prachtige methode om aan leerlingen te vertellen
hoe KI werkt.Zo klinkt het stukje een beetje.
Erg gelachen om bovenstaande “koude douche” Nou ja, “koud?”

😀
groet Sally

Li · 18 januari 2006 op 21:31

Leuk en grappig geschreven geschiedenis- en voorlichtingslesje. 🙂

Li

Mosje · 20 januari 2006 op 00:15

Grappig geschreven, heel illustratief.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder