Ik heb gefietst en een flink eind ook. Onderweg kwam ik langs bekende plekjes, maar waar ik precies was kon ik niet thuisbrengen. Ik hoefde niet te zoeken, m’n fiets leek de weg te weten.
Na enige tijd, kwam ik aan bij een groot veld, vol tenten. Een man, met ravenzwart haar, liep ladderzat schreeuwend tussen de tenten te slingeren. Regelmatig struikelend over de scheerlijnen.
Naast het veld, zag ik het café waar ik moest zijn. Binnen was het behaaglijk warm en gezellig druk. Bij de kapstok stonden een paar heksenbezems.
Er waren meerdere zalen en allerlei mensen liepen door elkaar heen. Ik herkende niemand maar, gek genoeg, wist ik toch wie wie was. Het voelde heel vertrouwd, heel gewoon.
De muziek klonk goed. Waar het precies vandaan kwam was een raadsel. Het leek een doolhof. Hoe ik ook zocht, de muzikanten vond ik niet.
Een lange, brildragende, slanke man, in een licht gekleurd, wijd vallend pak, liep wat afwezig piekerend in de rondte. In zijn handen een paar foto’s. Bij een tafel gekomen, legde hij ze neer en keek er kritisch naar. Op de foto’s was een groep mensen te zien. Niet gerangschikt bij elkaar, zoals meestal op een groepsfoto, maar verspreid tussen de aanwezige pilaren.
Ik vroeg hem wat er was. Hij keek me niet aan, maar leek me wel te kennen. Hij vertelde dat hij de groep over wilde brengen op een schildersdoek, maar kwam er niet uit hoe hij ze neer zou zetten. Zwijgend keek ik met hem mee, tot hij de foto’s weer oppakte en ernstig kijkend, mompelend wegliep.
Plotseling stond ik in de keuken. Waar een enorme pan soep stond te pruttelen en in de, openstaande, vriezer stapels vlaaien te zien waren. Een, vrij jong uitziende, vrolijk kijkende man, kwam naar me toe. Enthousiast praatte hij over het café en de bijzondere stamgasten. Af en toe liep hij naar de bar, om wat in te schenken voor een klant. Ook hij leek me te kennen en stelde zich dan ook niet voor.
In een hoek zat een groepje mannen en vrouwen druk te praten en te lachen. Ernaartoe lopend groetten ze me vrolijk. Eén van de vrouwen had het hoogste woord. Het was een zonderling gezicht hoe ze, in niets meer dan een slaapzak gehuld, op een stoel zat. Even bleef ik erbij staan, tot m’n aandacht getrokken werd door iets anders.
In de verte klonk getimmer. Na enig zoeken zag ik een gebruinde man, in een korte broek, druk bezig een dakkapel in elkaar te zetten. Naast hem een, arrogant uitziende, man, gekleed in een Schotse rok. Hij zwaaide, opgewonden, met een stapel papieren en een pen. Zo te zien wilde hij dat de timmerende man papieren tekende, maar die weigerde resoluut. Al bekvechtend liet ik ze achter me.
Opeens stond m’n zoon naast me. Ik moest mee naar huis. Zonder uitleg waarom, voelde ik dat het tijd was om te vertrekken.
Buiten gekomen was het een drukte van jewelste. Er waren meer tenten bij gekomen en het krioelde van de mensen. We worstelden ons een weg door de mensenmassa, om bij onze fietsen te komen. Nadat ik de mijne gevonden had, was m’n zoon spoorloos verdwenen. Ik voelde een lichte paniek opkomen.
Intussen was het volkomen donker geworden en welke kant ik op moest om weer thuis te komen, wist ik niet. Alles leek anders dan op de heenweg. Bij een splitsing sloeg ik een weg in, die ik herkende uit m’n jeugd. Ik maakte me zorgen over mijn zoon. Waar was hij gebleven? Wist hij de weg terug nog wel? Hoe hard ik ook trapte, het leek wel of ik niet vooruit kon komen.
Ik kan me niet veel herinneren van de terugreis, alleen dat het hard waaide, regende en het onweer rommelde. Thuis gekomen begroette mijn zoon me enthousiast.
Ik voelde me moe, zo gigantisch moe.
Tegelijk met de wekker, hoorde ik buiten het onweer. Vanuit de douche klonk het gekletter van water en het vrolijk neuriën van m’n tandenpoetsende zoon.
Even bleef ik liggen en dacht terug aan de vreemde droom. Glimlachend stapte ik uit bed.
Waar een mens, in z’n onderbewustzijn, zoal mee bezig kan zijn, blijft verbazend.
7 reacties
pepe · 7 juni 2004 op 20:29
hihi, is dit de komende meeting Effie;-) leuk geschreven, misschien moet je ook maar overwegen toch te gaan :-).
Ik probeer hier de fam over te halen, Kareltje wil wel, maar nu nog even de rest.
Mosje · 7 juni 2004 op 23:06
[quote]Ik probeer hier de fam over te halen, Kareltje wil wel, maar nu nog even de rest.[/quote]en als de rest van die fam niet wil, toch komen hoor!!!
sally · 7 juni 2004 op 23:17
Ik begrijp soms ook niet waar mijn dromen vandaan komen.
soms zelfs duidelijke personages die ik nooit eerder gezien heb.
leuke column
om een paar keer over te lezen..
sally
Ma3anne · 7 juni 2004 op 23:50
Klinkt als een droom met een tikkeltje nachtmerrie-achtige trekjes. 😀
Ik heb nog niet van de meeting gedroomd. Kan nog komen. Bevind me nu in mijn dromen steeds met hordes kinderen die ik aan het toetsen ben tussen de Aloë Veraplanten… 😮
Kees Schilder · 8 juni 2004 op 08:10
Het blijft toch altijd weer bizar als je iemandeen droom hoort of ziet beschrijven.
Knap beschreven
Louise · 8 juni 2004 op 09:08
Heel moeilijk om het verwarrende sfeertje tussen slapen en waken te beschrijven. Dat is je heel erg goed gelukt!!
Eftee · 9 juni 2004 op 20:19
Bedankt voor jullie leuke reakties.
Pepe, ik kom echt niet hoor. Ik zou best wel willen, maar momenteel is het me te ver en, zoals je wel weet, is het niet zo makkelijk om telkens een oppas voor m’n zoon te vinden. En die neem ik liever niet mee, omdat onze aandacht dan constant naar hem gaat en we nergens anders aan toe komen.
Maatje, het was wel degelijk een behoorlijke nachtmerrie hoor 😉 , wat denk je dat hele eind op de fiets. Logisch dat ik moe wakker werd.
Ik wens jullie natuurlijk heel veel plezier! Wie weet ben ik er, in m’n dromen, ook wel bij.