Het liep tegen vier uur en alles was rustig zoals het past op een zondagnamiddag in een stille straat.
Mijn meid Rina hurkte naast de ingang van de keuken. Ze was aan het eten. Met haar rechterhand duwde ze rijst en kip in haar mond.
Rina dacht dat ze ongeveer twintig jaar was. Haar ouders waren haar geboortejaar ook al vergeten. Dat gebeurt dikwijls in de kampung, dorpjes waar twee, soms drie kalenders tegelijk in gebruik zijn. Je hebt de oeroude Javaanse kalender en de Gregoriaanse, en dan nog de moslim jaartelling. Ik luisterde naar barokmuziek in de woonkamer.
Verder weg klonken slierten Indonesische popsongs uit een radio en dan plots als een zwarte olievlek dreef de stem van de muezzin over alle deuntjes. Een halve minuut later viel de muezzin van de andere moskee in. Er ontstond een perfekte kakafonie. De barokmuziek en de popsongs waren niet meer te horen.
De kerels van de moskees deelden schreeuwend mede dat Allah groot is en Mohammed zijn profeet.
Vooral ’s morgens is het om razend uit je bed te springen en een granaat naar die schreeuwtenten te gooien. Ik word elke morgen wakker om kwart voor drie bij het eerste gehuil en wanneer ik een half uur later weer ingeslapen ben beginnen ze opnieuw.
Kunnen ze hun godsdienst niet in stilte beleven ?
Eén van mijn vrienden is er erger aan toe dan ik. Hij woont in Jakarta naast een moskee en tegenover een protestantse kerk.
Als de moskee zwijgt, begint het vijftigkoppig kerkkoor onder begeleiding van een elektrisch orgel psalmen te zingen. ’s Zondags komt er nog het gebeier van de kerkklokken bij.
Wanneer het religieus lawaai begint kan mijn vriend zelfs niet meer telefoneren, want hij hoort de stem van zijn correspondent niet.
Nu hoorde ik boven het geschreeuw van de moskee een barse mannenstem brullen tegen Rina.
Had er iemand gebeld? Rina zal de ingangspoort open gedaan hebben.
Nieuwsgierig ging ik kijken.
Een armoedig geklede man hield op met tieren tegen Rina en richtte zijn aandacht en een scherp geslepen sikkel op mij.
Ik ben geen held, maar ik bleef kalm.
Met een lichte trilling in mijn stem vroeg ik waarom hij zo boos was.
Met zijn sikkel gebaarde hij naar Rina.
“Mijnheer heeft mijn vrouw zwanger gemaakt!”, riep hij.
Zijn woorden sloegen in als de pointe van een goede mop.De situatie was zo grappig dat ik geen schrik meer had. Ik kon mij niet langer inhouden. Ik begon te lachen. Niet gewoon lachen, nee, ik lachte bulderend en overvloedig en ik plooide bijna dubbel. Het was al grappig dat hij mij zo beleefd aansprak, maar dat kan een Indonesiër niet laten, de beleefdheid tegenover een oudere en een werkgever zit ingebakken in hun taal en kultuur, maar ik vond het nog veel grappiger dat hij dacht dat ik haar zwanger had gemaakt.
Hij kon natuurlijk niet weten dat ik net een jaar geleden een vasectomie had ondergaan. Het zou mij trouwens verbaasd hebben indien hij zou weten wat een vasectomie is.
Stomverbaasd keek de man mij aan. Ik zag opperste verwarring in zijn ogen.
Ik hikte nog na van het lachen, hield mijn buik vast en keek oprecht vrolijk in zijn ogen.
“Kom, geef die sikkel maar hier,” zei ik. “Wat wil je drinken? Thee? Koffie? Arak? Bier?”
Gehoorzaam als een afgerichte hond gaf hij mij de sikkel.
Hij rook geen angst meer en voelde intuitief aan dat ik nu de bovenhand had.
Ik trok hem mee naar mijn woonkamer en bood hem een stoel aan.
Rina viel terug in haar rol van pembantu (huisbediende) en serveerde thee en voor mij een bier.
Niemand sprak een woord.
Ik keek even naar Rina. Ze was de laatste tijd inderdaad molliger geworden. Zou ze dan toch zwanger zijn? Maar van wie?
Toen begon ik mijn toespraak.
Ik sprak hem aan met mas, dat betekent “broer”, een heel beleefde manier van aanspreken in het Indonesisch.
De man schuifelde een beetje ongemakkelijk op de stoel. Hij zat duidelijk liever op de grond.
Ik maakte hem duidelijk dat ik zoveel gewillige vriendinnen heb dat ik niet eens keek naar zijn vrouw. Om hem niet te beledigen vermeldde ik terloops dat zijn vrouw weliswaar niet lelijk was, maar dat ik toch niet geinteresseerd was in haar. Ik gooide er ook een islamitisch-moreel sausje over door een paar verzen van de Heilige Koran te citeren – in het Arabisch. Zoiets heeft altijd succes bij Islamieten.
De man ontspande en slurpte van zijn thee.
Hij had alleen maar geknikt en nog geen woord gezegd.
Het was voor hem niet zo eenvoudig om zich uit te drukken in het Indonesisch want zijn moedertaal was Soendanees. Laag-Soendanees, want het Hoog-Soendanees begreep ook hij niet, net zomin als ik.
“We gaan een akkoord sluiten.” zei ik in het Indonesisch, “Als het kind er uitziet als een halfbloedje, als het een indo is, mag je mij vermoorden, OK? Kom terug binnen een maand of zeven.”
Hij knikte.
Eindelijk opende hij zijn mond om zich te verontschuldigen voor zijn woest gedrag en dan vroeg hij mij beleefd toelating om weer te vertrekken.
Hij was nog maar net de deur uit of ik stond al in de keuken.
“Rina,” zei ik, “Wie heeft je zwanger gemaakt?”
Rina lachte verlegen en zei niks.
Ik wist nu dat ze mij niks zou zeggen. Aandringen had geen zin.
Ze glimlachte het soort nietszeggende glimlachjes die zo typisch Indonesisch zijn en die mij soms razend maken.
Ik keek even naar haar met andere ogen.
Zoals ze daar voor mij stond met haar blik op de grond gericht in een sarong die haar mollig buikje omhulde was ze eigenlijk helemaal niet lelijk.
Maar wie had haar dat mollig buikje bezorgd ?
Ongeveer zeven maanden later was Rina klaar om te bevallen. Rond die tijd moest ik naar Jakarta vliegen om een zakenman uit Nederland te ontmoeten.
Ik gaf haar een hoop geld zodat Rina kon bevallen in een ziekenhuis. Gretig nam zij het geld aan en wenste mij goede reis.
Drie dagen later kwam ik terug thuis.
Rina had het geld op zak gestoken, natuurlijk had zij geen geld verspild aan dokters en zij was bevallen in mijn garage met de hulp van een oude vrouw uit de buurt. Haar zoontje zag er honderd procent Indonesisch uit. Een flinke en gezonde Indonesische baby.
Haar man heb ik nooit meer weer gezien. Rina ook niet. Twee dagen na de bevalling was zij plots verdwenen.
Mijn tuinman ook.
2 reacties
Godspeed · 28 maart 2003 op 08:48
[quote]”Als het kind er uitziet als een halfbloedje, als het een indo is, mag je mij vermoorden, OK? Kom terug binnen een maand of zeven.” [/quote]
Waardoor was je zo zeker dat het kind niet van een andere blanke had kunnen zijn?? 😕
Wayan · 28 maart 2003 op 11:08
Omdat Rina geen andere blanken ontmoette. Zij ging enkel naar de groentenmarkt om inkopen te doen en verbleef de hele tijd in mijn huis. Indonesische meisjes – zeker wanneer zij huisbedienden zijn – gaan niet zo gemakkelijk mee met een blanke. Indien er een blanke in het spel was had ik dat zeker geweten want dat hadden er telefoontjes geweest en ook Rina zou dat mij verteld hebben want – hoe ongelofelijk het ook lijkt – Indonesische meisjes zijn trots als ze een blanke aan de haak slaan en kunnen daar niet over zwijgen.
Ik heb alles opgeschreven zoals het echt gebeurd is. In Bandung staan duizenden moskees, 98 procent van de inwoners van Bandung is islamiet, maar er is ook een katholieke kathedraal en er zijn verschillende protestantse kerken. Die kerken hebben ook hun eigen hospitalen waar natuurlijk ook moslims worden verzorgd. Ongelofelijk veel Indonesische families stellen huisbedienden te werk die inwonen. Zelfs de armen hebben nog een meid of een knecht die dan tegen kost en inwoon werkt. Ik betaal mijn bedienden meer dan de gemiddelde Indonesische familie hun bedienden betalen. Dat wordt ook verwacht van een Westerling. Soms voelt een Westerling zich als een geldbeugel op twee benen, want alle Westerlingen hebben de naam ontzettend rijk te zijn en zijn dus het doelwit van mensen die zogenaamde leningen willen – die ze nooit terugbetalen – en ook stijgen de prijzen op de groentenmarkt wanneer een Westerling in zicht komt. Vandaar dat mijn bedienden naar de markt gaan. Zij kunnen beter afbieden dan ik en betalen de lokale prijzen. In mijn relaas blijkt dat zeer waarschijnlijk de Indonesiër probeerde geld te verdienen door mij te chanteren.