“Ben jij wel goed bij je hoofd?”, imbeciel achterlijk stuk vreten, wie denk jij wel dat je bent!” De verwarde man die schuin voor mij stond bij de bushalte schreeuwde dit voor zich uit. Niemand die ik zag. En aangezien ik acher hem stond in het bushoekje schuilend voor de motregen kon hij het toch niet tegen mij hebben?

Zijn kleren zagen er vaal en versleten uit, zijn schoenen zonder veters, vette haren, stoppelbaard, wilde ogen die steeds maar in de rondte draaide. En toch was ik niet bang.

Waarom was ik niet bang? Deze man was duidelijk in de war, of onder invloed van drank of drugs, maar sporen deed hij niet lekker in zijn bovenkamer. Zou hij stemmen horen?
Ik keek om mij heen, keek op mijn horloge hopende dat de bus snel zou komen. Straks zou hij mij misschien wel aanvliegen, dus ik hield mijn handen in de zakken van mijn jas en in een van mijn handen de sleutelbos waar wel het een en ander aan hing om uit te halen naar hem als hij mij te na kwam. Ja je hoorde zulke rare dingen tegenwoordig.

‘Je moet je ouwe moer uitschelden maar mij lekker met rust laten”, brulde hij weer. Ineens draaide hij zich naar mij om en keek met die verwilderde ogen zo recht in de mijne. Het gaf bij mij een schokeffect. Die man was echt gestoord. En daar stond ik dus mee in een bushokje op een stille laan, geen auto op de weg, geen mens die voorbijliep, doodstil op straat en de duisternis begon al in te vallen. Ik viel weer in de prijzen.
“Hoor je wat die gek zegt?”, vroeg hij mij.
“Wie”, vroeg ik beleefd.

“Nou ja, ben jij ook doof of zo, die kerel scheld mij uit voor idioot en klootzak en lamlul, dat zeg je toch niet zomaar tegen iemand?!”Zijn verontwaardiging was zeker niet gespeeld.
“Nou niet om het een of ander, maar u kan er ook wat van!’
“Ja maar ik laat mij niet voor de kat zijn kut uitschelden dat zal lekker wezen, mag je tegenwoordig alles maar over je heen laten gaan?”
“Nee natuurlijk niet, maar waar gaat het dan om?”, vroeg ik hem maar.

Ik bedacht mij dat het wel zo verstandig zou zijn om het gesprek gaande te houden totdat die bus nou eindelijk eens kwam, want dan was ik in ieder geval verlost van iemand die de weg kwijt was.
“Nou die knakker gaat voor zijn beurt bij de kassa en wij moeten allemaal in de rij staan en op onze beurt wachten, of je nou een hele kar vol hebt of twee blikken bier mag niets uitmaken!”

Daar had hij een punt, maar nu vroeg ik mij wel af wanneer zich dat dan afgespeeld had.
“Wanneer was dat dan?”, vroeg ik hem heel lullig
“Náh ben jij een dochter van Jules de Corte, net zo blind. Je staat hier ook al zo lang in de rij.

Toen viel het kwartje bij mij. Deze man dacht dat hij in een supermarkt stond te wachten voor een rij bij de kassa, ik zag nu pas de twee blikken bier die hij in de beide zakken had gepropt.
“O daar komt de chef al aan, ik pik dit niet die kerel moet gewoon op zijn beurt wachten, ik heb tenslotte twee blikken bier en hij heeft er vier”.

Woedend draaide hij zich weer met zijn rug naar mij toe en gelukkig zag ik in de verte de bus al aankomen. Het kon mij niet snel genoeg gaan.
Toen de bus bij de halte stopte en de deuren zich openden liet hij mij netjes voorgaan. Ik keek hem verbaasd aan en vroeg “Moet u dat bier niet afrekenen?”’

“Nee hoor vrouwtje ga maar voor, ik blijf altijd een gentleman en dacht je nou heus dat ik niet wist dat we bij een bushalte stonden?’’, een grote grijns op een vrolijk gelaat. Het wilde was uit zijn ogen. Deze man verdiende voor mij een Oscar. “Maar waarom deed u dan zo maf!
“Och ik wilde de tijd doden en kan niet tegen stilte, dus dacht ik kom laat ik eens maf doen”.

Ik stapte de bus in terwijl hij nog tegen mijn rug zei “Nee hoor, ik heb straks een voorstelling in het buurthuis en had mij thuis vast omgekleed en bedacht dat ik mijn rol wel even kon uitproberen”.
Op dat moment voelde ik mij besodemietert, of om even in zijn taalgebruik te blijven:

Ik was me daar toch met de lul op de bek geslagen…

Categorieën: Gein & Ongein

klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

7 reacties

arta · 25 februari 2008 op 18:28

Op zich vind ik dit best een leuk verhaal, maar ik vind het jammer dat je jouw spreektaal ook buiten de dialogen voortzet. Ik weet dat dat een beetje jouw stijl is, maar na een paar columns heb ik dat wel weer gezien eigenlijk, maar dat is waarschijnlijk een kwestie van persoonlijke voorkeur…
Taaltechnisch rammelt hij aan alle kanten. Daar is wel wat aan te doen mbv de spellingscontrole of het even na te laten lezen door iemand.
🙂

Troy · 25 februari 2008 op 20:26

Leuk verhaal, maar ik ben het wel eens met Arta. Je stukjes kenmerken zich inderdaad vaak door je gebruik van spreektaal en dat staat me soms ook wat tegen. Je zou een tekst zoals deze echt naar een hoger level kunnen tillen door wat meer schrijftaal toe te passen. Weeg je woorden wat zorgvuldiger af, ik ben benieuwd hoe je teksten er dan uit zouden zien want verbeeldingskracht heb je zeker. Nu komen je verhalen vaak wat impulsief op papier gezet over. Ook ben ik niet zo te spreken over een titel in capslock letters. Een woord moet op zichzelf al krachtig genoeg zijn. Ik hoop dat je iets kunt met deze kritiek.

klapdoos · 25 februari 2008 op 23:33

Troy, die Capslock had ik niet eens in de gaten maar toen was mijn verhaal al verstuurd. Dus inderdaad even niet opgelet, het staat ook voor geen meter. En natuurlijk kan ik met opbouwende kritiek verder mijn verhalen uitwerken. Zoals ik ook aan Arta gevraagd had om mij op mijn taaltechnische fouten te attenderen, ik bedoel ik heb als dislextisch al zoveel geleerd hier op CX dat elke kritiek die mij verder helpt beter te kunnen schrijven altijd welkom is. Bedankt voor je commentaar,
groet van leny

Neuskleuter · 26 februari 2008 op 12:47

Leuk gevonden! Ik dacht eerst dat we weer te maken hadden met een belmeneer met een headset, maar deze wending is leuk.

Taaltechnisch gezien zijn de tips hierboven al gegeven 🙂

Prlwytskovsky · 26 februari 2008 op 19:41

[quote]“Ben jij wel goed bij je hoofd?[/quote]
Ik denk die moet ik lezen. Dat gaat over mij, maar nee dus.

Begint al aardig op een Carmiggelt te lijken. 😉

Li · 26 februari 2008 op 22:18

Wat een verhaal Leny. Het ongemakkelijke gevoel heb je goed overgedragen. Persoonlijk zou ik er ook met open ogen ingestonken zijn.:stom:

Li

klapdoos · 27 februari 2008 op 13:08

Peet ik wil best een verhaaltje over je schrijven hoor, je geeft mij voer genoeg als ik jouw verhalen zo lees op je blog. Dat is pas genieten. Maar ik vind het leuk dat ook jij mij aan carmiggelt hangt, je bent intussen de zoveelste al die mij die titel toebedeeld en daar ben ik toch wel stiekem een beetje trots op. Maar taaltechnisch ben ik nog in de leer bij mensen die mij gelukkig met beide surfplanken op de grond houden. Lief van je commentaar.
groet van leny

Geef een reactie

Avatar plaatshouder