Het water spoelde over zwart bemoste basaltblokken, er waaide een stevige aanlandse wind en het motregende. Zo nu en dan tenminste. Soms was het droog maar het bij vlagen stuivend water had de meeste mensen thuis doen blijven. Was het droog geweest dan waren de zandverstuivingen daar wel een reden voor geweest. Iedereen was niet thuisgebleven want Niemand was wel op het strand. Om precies te zijn stond Niemand op het eind van de basaltblokken omgeven van water naar Engeland te kijken, speelde voetjevrijend met het lot, haalde een natte broekspijp en besloot zijn tocht gewoon langs het strand voort te zetten omdat het pad over de blokken alleen maar tot meer nattigheid geleid zou hebben; geen kwestie van voorzienigheid. Langs het strand kun je je pas in ieder geval nog aanpassen op hoe de golven rollen. Zijn passen daarom zorgvuldig op het net niet onder te vloeien zand plaatsend liep Niemand vervolgens zijn onzeker pad, keek tussen de stappen door nog steeds veel naar Engeland en zo nu en dan ook voor zich om zijn positie te kunnen bepalen ten opzichte van het vaste. Voor hem doemde in de verte een figuur op die het midden hield tussen de voet van de duinen en de vloedlijn.

Pas toen hij naast de figuur op het bankje zat kwam de gedachte bij hem op dat het eigenlijk best wel vreemd was, zo’n bank aan het water hier op het strand. In een park zou dat juist helemaal niet zo vreemd zijn geweest maar hier stonden geen bomen en zo te zien in Engeland ook niet.

Nu hij er eenmaal zo over nadacht, waarom keken zij door het venster naar Engeland? Zo’n bankje op het strand, een stuk wand ervoor met een venster erin, gordijntjes aan weerszijden, dat sloeg werkelijk nergens op hoewel de luwte van die installatie hem ineens zeer welkom was. En dan die figuur naast hem, wie was dat eigenlijk? En waarom was hij naast haar gaan zitten? Het ene moment had hij haar op zien doemen aan zijn horizon haaks op die van Engeland, het andere moment zat hij naast haar en zo kon het gebeuren dat hij plotseling in een situatie zat die hij niet begreep met iemand die hij niet kende.

Er lag een kat in de vrouw haar schoot, zij aaide die en begon op zachte toon tot Niemand te spreken. “Vader, moeder, zuster, broer, oom, tante, neef, nicht, soldaat, zeeman, dokter, arbeider, acteur, wetenschapper, monteur, priester, aarde en maan en zon en sterren, planeten en kometen met vlammende staarten, zij bestaan allen en vallen voor altijd, ze vallen prachtig en verbazingwekkend.” Ze glimlachte en wendde haar hoofd tot Niemand en reikte hem voorzichtig de kat aan, in afwachting van zijn antwoord.

“Dat mag allemaal waar zijn,” zo ving Niemand aan terwijl hij de kat aannam, “maar kijk dan eens naar de man die valt in de straat. Zie hoe hij gebaart naar zijn buren, zie hoe hij vertrapt wordt onder hun voeten. Elke tot zijn omgeving gerichte tastbeweging sluit op niets aan want iedereen is alleen maar bezig met zijn eigen directe behoeftes. Kijk dan toch hoe zo iemand probeert op te staan uit de goot en kijk dan eens naar de ander die struikelt over die blinde.” Niemand zijn hand trilde van opwinding na deze woorden en hij veegde haar wapperende lokken uit haar ogen alsof hij zich er van wilde vergewissen dat zij zou zien dat hij het was geweest die al die woorden gesproken had. De kat sprong terug in haar schoot.

Toen trok ze ineens de gordijnen van het venster dicht en zei: “Wanneer zul jij eindelijk eens leren dat alles wat er achter het glas gebeurt simpelweg niet jouw zorg is? God heeft je maar één hart gegeven, jij bent niet het huis voor de harten van je broeders. En God geeft niet om jouw welwillendheid net zoals Hij niet om het gebrek daaraan van anderen geeft. Evenmin geeft Hij erom dat jij voor vensters zit te oordelen over de wereld die Hij geschapen heeft terwijl verdriet en zorgen zich rond jou opstapelen; lelijk, zinloos en buiten proporties opgeblazen.” Toen ze uitgesproken was draaide ze haar hoofd van hem weg en rolden er dikke tranen over haar wangen, zouter dan het gewassen zand waarop ze even later vielen.

“Wie bent u en waarom ontmoeten wij elkaar hier?” vroeg Niemand aan de vrouw. Zij antwoordde: “Ik heb deze dag gekozen omdat ik wist dat Niemand hier vandaag zou zijn. Ik weet dat de zee op een dag als vandaag maakt dat het minder pijn doet om eenzaam te zijn. Hier nu alleen te zijn, in deze wind, kou en regen, maakt dat je je sterker voelt dan anderen en daarin meen je een verklaring te zien voor je eenzaamheid. Maar in dat idee bega je een vergissing want enerzijds zijn er de duinen die gezamenlijk vele malen sterker zijn, anderzijds is er de zee wiens kracht, wanneer zij die samen met al haar golven verzamelt, ongeëvenaard is. Hoewel onvergelijkbaar qua aard en doel hebben beide het volgende gemeen. Eén duin zonder de andere is net zo krachteloos als slechts een enkele golf zonder alle andere. Jij bent Niemand, ik ben Iedereen. Jij voelt je alleen, ik bèn alleen. Maar zonder jou ben ik iemand en met mij kun jij dat ook zijn.”

Na het horen van de woorden van de vrouw verscheen er een onverklaarbare glimlach op Niemands gezicht. Dat bleef zo toen de vrouw opstond om weg te gaan en in zelfde beweging verdween samen met het bankje waarop zij gezeten hadden. Niemand was op zijn kont in het natte zand gevallen en moest onbedaarlijk schaterlachen. Het venster was eveneens verdwenen en nadat hij enkele minuten zo in het zand en de regen na had zitten denken, turend naar Engeland, zag hij in dat hij er op deze manier nooit achter zou komen of er in Engeland ook bomen waren en stond op.

[i][size=xx-small]Dialoog deels genomen uit, en voor een ander deel gebaseerd op het lied ‘As I sat sadly by her side’ van Nick Cave and the Bad Seeds [/size][/i]


8 reacties

Eddy Kielema · 11 december 2005 op 11:29

Mooie, interessante combinatie van een sprookje en een filosofische beschouwing.

Troy · 11 december 2005 op 15:05

De columns over Niemand vind ik tot nog toe tot de betere verhalen horen die ik hier op cx gelezen heb. Prachtige zinnen, goed doordacht, filosofisch en meeslepend. Ik wacht geduldig tot het eerste boek over Niemand uitkomt 😉

WritersBlocq · 11 december 2005 op 16:10

Ik heb hem 2 x gelezen, tot me door laten dringen, het is prachtig.
Doggie, of anders Eddy, ik zou dat plaatje wel willen horen, ik ben nl. onwijs slecht in titels en nummers en weet dus niet of ik het ken. Zou je het in een reactie kunnen linken? Groetje, Pauline.

Mup · 12 december 2005 op 03:05

[quote]Maar zonder jou ben ik iemand en met mij kun jij dat ook zijn.”[/quote]

Mooi.

Groet Mup.

Dees · 12 december 2005 op 08:25

Het is een prachtig verhaal. Wel vind ik het jammer dat je heel letterlijk quote, zonder precies aan te geven waar de quote eindigt en Raindog begint. Nevertheless, ontroerend stukje schrijven.

KingArthur · 12 december 2005 op 13:40

Mooi, het lijkt wel of er bezinning in de lucht hangt. Het zal wel aan de tijd van het jaar liggen.

Raindog · 12 december 2005 op 22:37

Hey lui,

Die Niemand toch, de eenzaamheid lust hem zeker niet. Of lust hem niet helemaal. Het kan verraderlijk zijn; een breed panorama is geen garantie voor een ruime blik en alleen naar Engeland kijken is kennelijk onvoldoende om te weten hoe het land er uit ziet.

Dank voor jullie reacties. Ze zijn erg vriendelijk voor een uit de hand gelopen experiment, wie had dat kunnen vermoeden? Niemand niet denk ik.

@Dees; het was inderdaad een soort dilemma, wel of niet duidelijk of herkenbaar afbakenen. Enerzijds, iemand die het perse wil weten neemt de moeite. Anderzijds, misschien is die vrouw er wel nooit echt geweest en was het slechts achtergrondmuziek….

Dag!

R.

pepe · 13 december 2005 op 09:03

Gewoon mooi deze niemand-story! Al het andere is al voor mij gezegd.

gr pepe 🙂

Geef een reactie

Avatar plaatshouder