Ik of aap? (eloos)

Aap, banaan of graan? Lastig zo.
Ik kijk, ik kan, maar wat is dit waanzin!
Dit gaat nooit lang door. Stokpaard, praatpaal, ik word gaar.
Continu vind ik wat, wat kan of mag. Zo lang dat lukt dan krijg ik dit klaar. Muur, zuur of duur? Ik stuur, ik ga op drift.
Stop! Laat staan, ik zwicht. Gaat kut.
Ik mot, ik mot! Stom zijn zit nu in mijn kop.

Slim, Wim of klim? Nog altijd op tocht, op tocht naar winst.
Dat wat ik wil, wil ik graag. Ook ik ja, ja ik!
Klim op top, ga voorop! Kras op wang, tong is grauw.
Krijg toch wat! Van dit stuk, raak ik pas in put.
Maar blij zijn hoor, lucht is blauw.

Worm, vorm of doorn? Ligt aan mij, mis mijn vorm.
Op straat kom ik daar, draai om jij! Daar ga ik.
Zo stom. Waarom? Ga maar, tijd is bijna om.
Shit! Waar is daar, naar waar ik wil?

Braaf loop ik door, vol hoop.
Hoop op dat, wat komt ook zal gaan.
Zodat ik kan staan waar ik wil.
Kan ook boos zijn hoor, als ik wil. Ook mijn maag!
Ik loop door, langs sloot. At wat brood.
Brood is bah, is rot, ruikt naar dood.

Op schoot ligt nog wat, ik pak broodzak. Zak vol broodpap!
Maag draait, duwt, ik word brak.
Dit houd ik nooit vol, ik gaf op. Ik stop, langzaam aan.
Ik loop door vuur. Vuur is warm, maar ik wil koud.
Bal is rond, wat ook komt. Hoop is kwijt, ik had spijt.

Lukt altijd, als ik wil. Dat is wat ik dacht.
Vandaag vult lucht zich. Nat, wind, ook ik wil naar huis!
Naar bos. Naar thuis. Thuis is fijn.
Kan nooit waar zijn?! Tijd is voorbij.
Blij, dat wil ik zijn. Waarom zo? Daarom, kom nou toch!

Ik was klaar, klaar voor strijd.
Aap gaapt, klaar voor mij.
Krachtig is aap, aap wint.
Nooit zal ik, nooit kan ik. Aap zal altijd.
Ik ga aap, ik ga. Aap is blij, aap is mij.