Voor mijn zestiende verjaardag heb ik van mijn twee beste vriendinnen vijf goudvissen gekregen, waar ik natuurlijk zielsgelukkig mee was. Een week of vier hebben ze mijn kamer met hun oranje schubben liefdevol verwarmd. Tot de eerste stierf. Dat was niet zo gek – hij was een beetje achtergebleven in de groei, en had waarschijnlijk een kleine hersenafwijking. Zo stak hij zijn staart regelmatig in de bek van zijn kamergenoten, die hem toen per ongeluk met hun vlijmscherp geslepen tanden het hiernamaals in hielpen. Vervelend, maar tegen de “survival of the fittest” kunnen we natuurlijk niks beginnen. Toch wel erg geschrokken van deze plotselinge dood besloot ik het zo gehete “aquarium” (tevens wandelende-takken-bak) maar eens grondig te poetsen, zodat de vier overgeblevenen het sterfbed van hun vriend konden ontvluchten. Omdat de overledene een sterk vissig luchtje achter had gelaten, bedacht ik dat het misschien wel slim was om de bak met wat afwasmiddel met citroensmaak te boenen – ieder wezen houdt immers van de frisse geur van een citrusvrucht. Ik bleek geen ongelijk te hebben. Een oranje vriend raakte, zodra de heerlijke geur zijn reukorgaan binnendrong, in een comateuze slaap, om er nooit meer uit te komen. Niet veel later begon zijn buurman soortgelijke trekjes te vertonen: allebei bleven ze maar naar boven zwemmen, alsof ze doorhadden dat ze alleen dáár, in de buitenwereld, de échte citrusvrucht konden proeven – nog zoveel heerlijker dan dit kunstmatige aroma.

Ik besefte dat het toch wel wreed was de dieren zoiets onbereikbaars voor te houden, en dus maakte ik het “aquarium” nogmaals schoon (zonder zeepsop dit keer), kocht mooie, groene plantjes, en probeerde het laatste tweetal een zo plezierig mogelijk leven te schenken. Even leek dit te lukken – allebei dijden ze uit tot een gigantisch formaat. De vegetarische vis-korrels die ik ze elke dag voorschotelde verorberden ze met een grote glimlach. Hun gelukzalige vriendschap was het eerste wat mijn blik ving bij het ontwaken. Het viel me dan ook meteen op toen deze vriendschap iets minder gelukzalig deed voorkomen. Het duo was namelijk geen duo meer, maar een solist. De tweede vis was spoorloos verdwenen. Ik maakte me niet al te veel zorgen – ik zag niks oranjes aan het oppervlak drijven, en in het wilde woud van waterplanten waren genoeg plekken waar mijn zicht niet bij kon. Pas toen ik een stukje vin – overduidelijk van nummer twee – zag ronddwalen, schrok ik. Mijn goudvis was een kannibaal.

Wat ik met deze held, the surviver, gedaan heb lijkt me duidelijk. Als kannibaal heb je aan wat plantaardige korrels niet genoeg. Alle verse vis was heen gezwommen, en met tonijn uit blik krijg je de benodigde vitamientjes niet binnen. In de Amstel, waar Hij nu woont, zullen er meer vissen in de zee zitten.

Categorieën: Gein & Ongein

6 reacties

Chris · 10 juni 2011 op 11:29

Weet je zeker dat het geen oranje geverfde piranhas waren? Zelf voeg ik het citroensap overigens pas toe nadat de visjes uit de braadpan op mijn bord zijn beland. Maar dit even terzijde.

O ja, ook nog even iets over je column zelf. Origineel en leuk. De laatste alinea bevat alleen wat foutjes (rest van je stukje bevat hier en daar ook een enkel stijlfoutje) en eerlijk gezegd kan ik hem niet zo plaatsen. Maar dat zal aan mij liggen.

phoebe · 10 juni 2011 op 11:57

Ik vind dit best wel grappig

SIMBA · 10 juni 2011 op 13:09

Welkom hier! Leuke binnenkomer met een leuke titel!

Dees · 11 juni 2011 op 11:43

Erg leuk, die kannibalvistische van je 🙂

Mup · 11 juni 2011 op 12:51

Ik vind hem leuk!
Zou hem liever bij naam gelezen hebben dan met hoofdletter Hij,

Groet Mup

Mien · 14 juni 2011 op 09:05

Leuke binnenkomer. Welcome @ CX.

Vita Mien

Geef een reactie

Avatar plaatshouder