Het deed pijn. Vijftien seconden en vierendertig knopen in mijn maag.
Niemand wist waar ik vandaan kwam. Toch, het had gekund dat ik het gewoonweg zelf niet wist en mijn confusie op alle anderen projecteerde.
Verwardheid is een staat van zijn, het is geen keuze. Maar even, na die eerste korte steek van wanhoop leek het heerlijk om in die wereld te blijven. Om geen heden te hebben, geen verleden, en bovenal geen toekomst om me zorgen om te maken. Deze wereld was van mij alleen. Er was niemand die ik daarin hoefde toe te laten, en hoogstwaarschijnlijk was er ook niemand die het in zijn hoofd zou halen om zich daar zelf vrijwillig te begeven.

Pas toen ik opstond merkte ik dat ik bloedde. Niet inwendig, niet uitwendig, maar ergens diep vanbinnen, ergens diep in mijn ziel.
Je zou verwachten dat mensen naar me gekeken zouden hebben. Maar al met al was ik waarschijnlijk toch niet zo bijzonder als ik zelf dacht. Another face in the crowd. Wederom iemand die een bijrol speelde in een scenario dat zich afspeelde in een stad vol mensen waarin iedereen alleen maar leek te rennen.

[i]De ramen van de etalages leken podia van kunst en poezie. Ik was één van god’s dansers.
Geen drenkeling meer maar een lichtend voorbeeld voor anderen in expressie, zowel in woord als beweging.
En toch voelde ik me eenzaam.
Verloren in een wereld vol vreemde gezichten, waarin niemand mijn richting opkeek.[/i]

Was ik nu herboren? Was ik fijngevoeliger geworden? Had ik nieuwe talenten meegekregen en zou ik me ooit mijn oude nog herinneren?
Nee. Niets van dat alles. Het was slechts een dag waarop ik me anders voelde. Een dag waarop mijn geheugen tekortschoot, waarop mijn hoofd andere werelden trachtte te creëren, en ikzelf alleen maar de vage hoop kon koesteren dat ook ik als individu daadwerkelijk was veranderd.

[i]Een zee van vlammen. Vertrokken gezichten.
Mensen in rep en roer, vluchtend voor een naderend einde, een inferno dat met wijdopen mond en wild rondzwaaiende armen eerst de stad en vervolgens de hele wereld zou verwoesten. Maar ik, ik voelde helemaal niets.[/i]

En daar stond ik. Midden op straat, tussen torenhoge flatgebouwen en talloze krankzinnige dromen. Ik was niet naakt. Ik zag er niet gehavend uit; ik droeg geen etherisch gewaad en liep niet, vervaarlijk zwaaiend, met een pistool in mijn hand.
Ik leek op alle anderen. Met een beetje moeite had ik me misschien zelfs zo kunnen voelen. Het enige wat ons mijlenver scheidde was dat ik in een psychose verkeerde en zij niet.

[i]“Ik zou je willen vasthouden, maar het gaat niet. Het is gevaarlijk hier, zie je. Ik hoor allemaal vreemde stemmen, en er spoken de meest onsamenhangende gedachten en beelden door mijn hoofd. Ik ben bang om je aan te kijken, bang om de deur uit te gaan. Maar ik ben ook bang om hier te blijven, en bang dat je me verlaat.”[/i]

Ik wilde naar huis gaan, maar ik had geen idee welke van de vele wegen die zich voor mij uitstrekten ik moest kiezen. Thuiskomen, dat zou zoiets ongelooflijks zijn.

[i]“Alleen maar narigheid” antwoordde ze. Voorzichtig pakte ze me vast en ergens, ergens wist ik dat het goed was.
[/i]

Categorieën: Fictie

2 reacties

arta · 7 juli 2007 op 17:08

De eerste keer was hij al prachtig om te lezen, de tweede keer werd ie nog mooier, puur omdat je er dan nog meer uithaalt.
Mooi, hoe jij gevoelens onder woorden kan brengen!
🙂

lisa-marie · 10 juli 2007 op 08:53

[quote]Deze wereld was van mij alleen. Er was niemand die ik daarin hoefde toe te laten, en hoogstwaarschijnlijk was er ook niemand die het in zijn hoofd zou halen om zich daar zelf vrijwillig te begeven. [/quote]
Prachtig hoe jij deze wereld tot leven laat komen zodat je het ook kan voelen.
En een ijzersterke slotzin .

Geef een reactie

Avatar plaatshouder