Ik word plotseling overmand door een gevoel van euforie. Mijn manie is zo groot dat ik bijna moet huilen. De brokken in mijn keel zijn groot. Zo groot dat ervoor gewaarschuwd moet worden door verkeersborden, voor het geval ze gaan vallen. Geluk is fijn. Huilen van geluk ook. Het is de paradox die mij doet genieten van elke traan die langs mijn jukbeenderen glijdt. Uiteindelijk rollen ze in mijn mondhoek, ze smaken goed. Op zoek naar meer, krul ik mijn mondhoeken zo hoog mogelijk op. De tranen suggereren verdriet, de lach doet blijdschap vermoeden. Juist de middenweg creëert het geluk.

In plaats van te slapen, besluit ik gehoor te geven aan mijn gevoel en trek een bier open. Dommelsch pilsener, sinds 1744. Deze slok maakt mijn gevoel nog beter dan het al is. Op het moment dat ik aan het genieten ben van de slok, realiseer ik mij namelijk dat ik een krat Dommelsch pilsener gekocht heb, omdat dit het goedkoopste bier was. Ahhh… Heerlijk. Mijn oude buurvrouw dronk ook altijd Dommelsch pilsener. Ik moet eigenlijk zeggen mijn vroegere buurvrouw. Ik was hooguit tien, zij was hooguit 38. Niet oud dus, maar intussen zal ze wel oud aan het worden zijn. Dit was een nostalgische slok. Het zit nog zo fris in mijn geheugen, omdat het me opgevallen was dat er altijd twee verschillende soorten bier in de schuur stonden. Dommelsch en een ander (waar ik niet meer van weet welke het was). Op die leeftijd generaliseerde ik de biermerken nog. Ondanks dat ik niet dronk, dacht ik dat het beste bier Heiniken of Amstel was. Het verbaasde mij dus dat zij Dommelsch dronk. Nu ik zelf geniet van weer een slok, begrijp ik haar bierkeuze. Nu vind ik haar nog leuker. Want het is een leuke vrouw. Een breed lachende Surinaamse. De beelden en gedachten die nu in mijn hoofd rond zweven, probeer ik onder woorden te brengen. Maar het lukt niet. Een goed teken denk ik. Over gevoel moet je namelijk niet te veel nadenken. Ik kan niet anders dan haar lach overnemen. En hetzelfde doe ik met haar dronk. Ahh… Dommelsch pilsener is echt lekker. Ik vraag me nu af of het al sinds 1744 zo lekker is.

Ze is getrouwd met een hele grote man. Een sterke man met een baard en bierbuik, die altijd aan het werk was in zijn tuin. Zo breed als zij lachte, zo hard kon hij bulderen. Een man met humor. En samen met haar een mooi stel. Mijn beeld van de ideale relatie lijkt veel op het beeld dat ik heb van hen. Toen de tijd waren ze niet getrouwd, en waren het ook niet van plan. Als ik ze in een woord moet samenvatten dan waren het levensgenieters. Theo en Helouise, een toost. Ahh…

Tegenwoordig generaliseer ik bier niet meer. Ik drink bier omdat ik het lekker vind. Ik heb vaak het idee dat mensen bier drinken uit sociaal wenselijkheid. Dat zij niet na hebben gedacht over hun smaak. Maar dat het een gewenning is. Ik wil niet wennen, nooit wennen. Ik wil houden van een vrouw, zoals ik geniet van bier. Genieten van elke slok en hopen dat de fles nooit leeg gaat. Daarom ben ik ook geen fan van het trekken van ad fundum. Los van de lol tijdens een cantus, wat namelijk een geheel andere discussie is. Ad fundum is Latijn en betekent ‘tot de bodem’. Maar de bodem is het einde van het genot. Voorzichtig neem ik nog één Dommelsch pilsener. Voorzichtig, want ik wil niet dronken worden. Liever dan dronken van de alcohol, word ik dronken van het leven. Elke nieuwe slok is lekker, maar elke nieuwe seconde is nog vele malen heerlijker. Jammer genoeg gaan deze beide niet samen. Als ik dronken ben dan wil ik het leven en haar realiteit nog wel eens uit het oog verliezen. Nee, in plaats daarvan drink ik een bier om de harde werkelijkheid iets te verzachten. Deze slok is een opstapje tot meer geluk.

Zachtjes zet ik de rand van de fles tegen mijn onderlip. Als de fles mijn bovenlip streelt, beweeg ik mijn hoofd licht achterover. In afwachting van het genot, krult het puntje mijn tong zich onzeker een klein stuk de lucht in. Langzaam glijdt de vloeistof over mijn tong. Het is zacht en licht prikkelend. Als het mijn mondhoeken kietelt en bijna overstroomd, sluit ik mijn mond. Eén á twee seconden wacht ik met slikken, om mijn speekselklieren wakker te schudden. Zo traag als ze tot me kwam, zo snel verdwijnt ze door mijn keel. Als de tintels in mijn mond opgehouden zijn, brengen mijn klieren opnieuw vocht. Nu niet koud, maar warm en rustgevend. Met deze tweede slok is de afdronk compleet. Sinds 1744.

Ik vind het jammer dat mensen, en vooral mannen, zweren bij één merk bier. Het is natuurlijk niet verkeerd een voorkeur te hebben, maar het doet de pils onrecht om andere merken te verzweren. Ik laat mijn genot er niet door verminderen, maar ik denk anderen net zo zouden kunnen genieten als ik net deed. Ik ben het helemaal eens met Ronald Giphart. Zijn Giph verwoorde het zo:

Ik weet zeker dat in Giph een betoog tegen de biermerkenvoorkeur staat. Vastberaden als ik ben, alvast een dubbelepunt geplaatst om het citaat aan te kondigen, voor dat ik überhaupt het daadwerkelijke citaat gevonden had. Maar ik kan het niet vinden. Toch weet ik zeker dat het erin staat. Ik weet nog dat ik het er mee eens was. Of eigenlijk verlichte het mij, omdat ik tot die tijd nog wel aan pilsdiscriminatie deed. Ik heb het daarom ook opgeschreven. Het papiertje met de verwijzing is nu natuurlijk nergens te bekennen. En het besluit het boek erop na te slaan, heeft als resultaat dat ik mij voor de tweede maal verlies in het verhaal. De genialiteit zelve.

Hoe fijn ik ook aan het verhalen was, ik ga niet verder. Ik trek een derde bier open en ga verder genieten van het leven dat Giph heet:
“Ik schreef eens: als ik een homo was, zou ik jou in mijn bed willen. Toen vond ik dat de hoogste vorm van vriendschap. Ik ben echter bereid verder te gaan: de vriendschap, de echte vriendschap tussen twee heteroseksuele, hyperintelligente, mega-intellectuele, welgestelde, en halfwassen mannen is de hoogste vorm van liefde, pure liefde. Ik hou van je, echt waar. Als ik necrofiel was, zou ik jou in mijn graf willen.”

Het genot lijkt verder en verder te stijgen deze nacht. In den beginnen overmand te worden door spontane verliefdheid, langs gelukzalige nostalgie en een opwindende dronk, wordt ik achterover geslagen door de schoonheid van Giphart’s woorden. Flabbergasted zouden de Engelsen het noemen. Dat vind ik een mooi woord, misschien wel het mooiste in de engelse taal. Nu ik bijna in het bezit ben van een dubbele tong, wordt het een uitdaging het uit te spreken. Fla-bber-ga-sted. Sinds 1744.

Seconden, minuten, halve en hele uren. De tijd verstrijkt en ik weet niet hoe lang ik al aan het lezen ben. Maar midden tussen de verhalen door krijg ik plotseling de wens American Beauty te zien. Mijn computer, die mij de hele tijd van muziek heeft voorzien, kiest namelijk voor een fragment uit deze meest geniale film aller tijden. Ik heb de video hier liggen. Het enige probleem is dat ik geen videorecorder in mijn bezit heb. De cirkel is bijna vicieus. Ik heb nu weer een brok in mijn keel en stijgende mondhoeken. Bijna huilen, omdat ik niet in staat ben de film te zien, terwijl dit het uitgelezen moment is. Blijdschap, omdat dit de mooiste nacht is in tijden. Mijn computer besluit Bløf, Laatste ronde. En dat advies neem ik over. Mijn glas is bijna leeg. De bodem van deze nacht bijna bereikt. Tegen al mijn principes in, ad fundum.

[i]Cor Jan van Zwol, sinds 1984[/i]


6 reacties

DriekOplopers · 6 april 2006 op 19:57

Meer is minder. Deze column vind ik echte en stukje te lang. Het wordt een worsteling om het uit te lezen, en dat komt niet alleen maar doordat ik nogal moe ben.

Volgende keer korter. Eh, beter 😉

Driek

KawaSutra · 6 april 2006 op 21:41

Tja, onder het genot van een Dommelsch kan de nacht lang duren. Zo ook deze column. Er zitten zeker leuke passages in. Schrijven onder invloed is helemaal niet verkeerd maar de volgende dag moet je toch even kritisch strepen. En dat kan best met behoud van de oorspronkelijke intentie.

Mosje · 6 april 2006 op 22:04

Vakmanschap is meesterschap

[i]Mosje, sinds mensenheugnis[/i]

emaessen · 6 april 2006 op 22:10

Dit soort columns vind ik persoonlijk gevaarlijk. Ik krijg acute neigingen mijn pillen te laten staan, mijn ethanol en THC relaties weer op te pakken en iemand als jou te zoeken. Heb je toevallig het telefoon nummer van Ronald Giphart?

Het mag gezegd, je overtreft mijn Heineken column glansrijk (Aanslag in Nederland), al voldeed deze wel aan bovenvermelde eisen.

Mug · 6 april 2006 op 22:57

Ja, deze column is inderdaad lang, maar goed te lezen vind ik. Over het algemeen lees ik lange columns niet, tenzij er veel reacties op komen:-), maar deze heb ik toch goed kunnen lezen.

Complimenten voor deze column, ik lees er wel degelijk weer eens liefde in tussen de regels door (of ligt het aan mijn verliefde hoofd), maar nu zoveel subtieler dan je vorige ‘liefde/sex’ columns! Ook erg leuke en mooie zinnen!

[quote]De tranen suggereren verdriet, de lach doet blijdschap vermoeden. Juist de middenweg creeert het geluk.[/quote]

Dat gevoel heb ik ook wel eens, prachtig!

Na deze column ook je vorige maar eens gelezen :-), in een adem daarover door: ook stukken beter dat voorgaande stukken van je!

senahponex · 7 april 2006 op 10:33

goed om te lezen

Vinum et musica lealificant cor

Absentem laedit, qui cum ebrio litigat

:pint:

Geef een reactie

Avatar plaatshouder