Volgens goed gebruik had Henk vanmorgen nog even de mosselpan uitgelikt, voordat we onze vakantiestek verlieten. Ik was dus goedgemutst de ferry op gewandeld. Toen stroomde het vol met motormannen. Ik herinnerde mij vervlogen tijden. Toen ik, als ik mij op zaterdagavond verveelde, met een te kort rokje en doorkijkblouse het clubhonk van de Westfriese Motorclub binnenmarcheerde alsof het de snackbar om de hoek betrof:”Honderd gehaktballen met hete saus, graag.” Echte motorrijders zijn bikers, met Jack Nicholson en Henry Fonda als lichtend voorbeeld. De rolmodellen van het zooitje ongeregeld dat ik hier op het dek aantref gaan niet verder dan “gelegenheids-biker” Rob de Nijs, bij wie de Harley slechts twee keer per jaar uit het vet gaat als hij een ritje door het Gooi gaat maken om zich van zijn vaderlijke taken te kwijten en een uurtje een fantaatje gaat drinken in een Larens etablissement met zijn autistische liefdeszoon Yoshi. Of die andere stoere bink, Ron Brandsteder, op zijn Harley op koopjesjacht in de PC Hooftstraat en daarna, met zijn vriend, SOA-expert Dr. Rob Oudkerk, achterop, naar de uitverkoop aan de Theemskade om een uitgemergeld sletje op te pikken. De stoerdere mannen hebben als idool de punker van weleer, de “Rebel yell” schreeuwende brulaap Billy Idol, die al 30 jaar in zwart leer Hollywood Boulevard op en neer cruist op zijn brulmonster.

De motorrijders van vandaag zijn watjes en ik ga het bewijzen. Ik trek mijn slipje uit, knoop mijn topje los en ga erop af. “Piss, doe je voorzichtig?” hoor ik Henk nog.

“Ik rijd BMW,” zegt mijn eerste prooi. Hij is accountant. Ik had al zoiets verwacht toen ik zijn zijdeachtige huid zag. “De volgende stop op onze tour zijn de fabrieken van Moto Gucci.” Ja hij zei het echt: MOTO GUCCI. De motortassen zijn zeker ingelegd met swarovski-kristallen. Met: “Da’s ook toevallig, ik rijd een Versace scooter,” neem ik afscheid.

Bij nummer twee besluit ik het rigoreuzer aan te pakken. “Heb je zin om mij eens lekker te nemen op je stoere baaik.” Ik zal het zachte kalfsleder nooit tegen mijn naakte rug voelen. En dat kunstgebit poept ie er morgen wel weer uit.

Mijn derde gespreksgenoot heeft een verschrompeld hoofd. Hij ziet eruit alsof hij zojuist zonder helm en vochtinbrengende lotion 6x aaneensluitend Parijs-Dakar heeft gereden. “De ronkende Romaan,” mompelt hij. Hé, een allitererende motormuis. Of een Suske & Wiske fan, dat kan natuurlijk ook. Met “De korzelige Corsicaan,” doe ik ook een duit in het zakje. Hij is natuurlijk ook op weg naar de Moto Guzzi fabriek. Het beeld van een gedroogde pruim in een hobbyschuur, sleutelend aan zijn Romaanse 850GT terwijl de Suske & Wiskes met vastgekleefde pagina’s tot aan het dak liggen opgestapeld, laat me niet meer los.

Ik heb het wel weer gezien. Ik heb trek in een pasta con vongole. Henk mag vanavond de vongolepan uitlikken. Dat weet hij. Dat heb ik hem geleerd.

Categorieën: Reisverhalen

Chris

Chris den Daas

2 reacties

Boukje · 25 augustus 2011 op 09:04

Getvrrrrrrrrr.
🙁

Mien · 29 augustus 2011 op 15:39

Misschien leesvoer voor Hells Angels, maar niet mijn cup of tea.

Mien

Geef een reactie

Avatar plaatshouder