Het was die zondagmorgen nog rustig in de strandtent. Een strandtent die, in al die jaren dat ik daar kom, voortdurend verbouwd wordt. Het wordt steeds groter, steeds mooier en steeds luxer. Je kunt er heel prettig zitten met uitzicht op zee. En heerlijke warme chocolademelk drinken. Die moet je wel zelf halen, want het is een strandtent met zelfbediening. En met kassieres bij wie je je uitgekozen lekkernijen kunt afrekenen. En sinds kort, daar kwam ik deze morgen achter, kan je op een uitermate luxueus uitgevoerde toiletgroep je behoefte doen. Daarna kan je dan je handen wassen bij wasbakjes op kleine pilaartjes voor een ontzaglijk raam, dat ruim zicht biedt op de woeste duinen. Indrukwekkend. Je waant je in een foto uit een duur woonmagazine. Of nee, je waant je juist midden in de duinen, terwijl je je handen wast. Je moet niet al te grote handen hebben, dat wel, want gezamenlijk passen ze dan niet tussen het kraantje en het wasbakje, maar dat is slechts een oninteressant detail. Het uitzicht is wonderbaarlijk.
Met mijn vrouw en kinderen hadden we in de strandtent chocolademelk gedronken (deze keer met een appeltaartje erbij) en wilden nog even naar de zee. Ik moest, terwijl mijn vrouw en kinderen al naar het strand liepen, nog even snel een plasje doen.

De ingang van de toiletgroep werd geblokkeerd door een draaihek, waar je eerst 50 cent in moest laten glijden, voor je naar binnen mocht. Gelukkig had ik nog zo’n muntje in mijn portemonnee, dus ik kon zonder problemen door. Achter mij waren twee dames die niet zo gauw een muntje hadden. Zij moesten bij de kassa eerst even gaan wisselen. Toen ik al lang en breed voor het toilet stond (ook een architectonisch hoogstandje) met de deur op slot, hoorde ik één van de dames ‘mijnheer’, ‘mijnheer’ roepen. Ik antwoordde al plassend (wat ik eigenlijk nooit doe: iets terugzeggen als ik sta te plassen) door de deur met een twijfelachtig ‘ja-a?’, want ik wist natuurlijk niet zeker of ik wel de mijnheer was die werd gezocht. Maar dat was ik kennelijk, want de mevrouw riep mij toe dat ik mijn bonnetje in het draaihekje had laten zitten en dat ze ‘m bij de plantenbak zou neerleggen. Ik bedankte haar, nog nadruppelend.

En inderdaad, toen ik uit de wc kwam lag daar een bonnetje op de plantenbak, waarop stond dat, wanneer je iets zou besteden in het restaurant, je je geld voor de wc zou terugkrijgen. Nu had ik zojuist zo’n 16 euro besteed aan chocolademelk en appeltaart (vier euro de man) , dus ik dacht, laat ik maar even langs de kassa lopen, dat wcbezoekje is dan in ieder geval snel terug verdiend. Dus na mijn handen gewassen te hebben bij zo’n fraai waspilaartje, liep ik goedgemutst naar de kassiere, die mij zojuist nog zo vriendelijk had geholpen, om mijn 50 cent in ontvangst te nemen. Ook al gaat het maar om 50 cent, het is altijd leuk om geld terug te krijgen. Goed bedacht ging er nog door mij heen, je plasgeld terugkrijgen. Ik werd er helemaal vrolijk van.
Maar toen ik met mijn bonnetje wapperend in mijn hand bij de kassiere aankwam, en haar opgewekt vertelde dat ik had geplast, zei ze mij dat dat niet kon. Dat ik geen geld kon terugkrijgen. Ik was hier verbaasd over en zei haar dat ik zojuist chocolademelk en appelgebak bij haar had afgerekend. Dus, betoogde ik, dat ik om die reden in aanmerking zou moeten kunnen komen voor ‘50 cent terug’. “Staat op het bonnetje”, voegde ik hier spits aan toe. “Nee”, zei ze kalm, u kunt alleen 50 cent terug krijgen als u iets gaat besteden. Niet als u al iets besteed hebt”. Maar, vertrouwde ze mij toe, ik mocht het bonnetje wel voor een andere keer bewaren. Het bonnetje was nog een maand geldig.
Als ik ook maar even het gevoel krijg dat iets ruikt naar heiloze bureaucratie, dan kan ik link worden. Zeker op een zondagmorgen vroeg. Dus ik reageerde, mijn vrolijkheid werd allengs minder, in de trant van: “maar u kunt zich mij toch nog wel herinneren?. Ik heb 15 minuten geleden een flink bedrag neergeteld voor consumpties, u moet nog weten dat ik dat heb gedaan. Dan is het toch niet zo moeilijk om mij die 50 cent te geven?” De kassiere bleef rustig en zei mij dat het niet kon. Ik geef toe, misschien barstte ik iets te snel uit mijn vel, maar ik zei haar duidelijk en voor alle bezoekers in het restaurant hoorbaar, dat ik het belachelijk vond. Idioot, zal ik er nog wel aan toegevoegd hebben, mijzelf kennende bij dit soort aangelegenheden. Met het bonnetje in de hand wilde ik boos weglopen, toen een man mij uit een donkere hoek aansprak: ‘Mijnheer!’
De man, die mij riep, zat bij de uitgang aan een tafeltje met, aan de bedrijfskleding te zien, nog een paar medewerkers van de strandtent. Ik bleef staan. Hij vroeg mij zichtbaar geirriteerd, waarom ik zo boos reageerde op de kassiere. Ik zei hem dat ik mijn wc geld niet terugkreeg, terwijl ik voor het plassen een vermogen op tafel had gelegd voor chocolademelk en appeltaart. Hij keek mij indringend aan en vroeg mij nogmaals waarom ik dan boos werd. Zonder dit keer mijn antwoord af te wachten, stak hij van wal: “mijnheer, ik begrijp u niet. Het is toch juist een fantastisch gebaar dat u uw wc geld kunt terugkrijgen? Wij van de strandtent (de man was kennelijk zelf de eigenaar van de strandtent en waarschijnlijk ook de man die het bonnetjessysteem had bedacht) doen er alles aan om aan de wensen van de klanten tegemoet te komen: en nu kunt u zelfs, zei hij met enige nadruk, uw wc-geld terugkrijgen! In plaats van enthousiast te zijn over dit fantastisch gebaar reageert u boos op de kassiere. Waarom maakt u hier zo’n drukte over? Heeft u het bonnetje wel goed gelezen? Daar staat in dat u geen contante teruggave krijgt”.
Er viel een dramatische stilte. Je kon in het restaurantje een muntje horen vallen.
Ik moest ruiterlijk bekennen dat ik het bonnetje niet tot achter de komma gelezen had, maar dat ik slechts begrepen had dat ik mijn wc-geld zou terugkrijgen, als ik iets zou besteden. En dat had ik gedaan. Dus had ik recht om dat bedrag uitgekeerd te krijgen, vond ik. En dat zei ik de man opnieuw.
De irritatie bij de man werd nog duidelijker voelbaar en hij draaide zich nu met z’n hele lijf in mijn richting. De klanten spitsten hoorbaar de oren. Ik kreeg de indruk dat ik niet de eerste was met wie hij dit gesprek aanging. Dat zijn irritatie inmiddels door enige frustratie was gevoed. Vooral toen hij zei dat ‘nederlanders’ hun bonnetjes ook nooit goed lezen en niet snappen dat het juist een ruimhartig systeem is. “Bij elke strandtent ligt er een schoteltje klaar, vervolgde hij, en zit er een toiletjuffrouw naast en dan krijg je je geld nooit meer terug, wilt u dat dan? Die zitten daar, mijnheer, om te voorkomen dat mensen hun plas doen zonder dat ze iets besteden. Dus: wat wilt u nu, mijnheer? Wat wilt u nu eigenlijk? U kunt zelfs na een maand nog uw bonnetje inleveren. Dat staat op het bonnetje. Dus: wat wilt u? Wilt u de toiletjuffrouw terug?
Enigszins bedremmeld stond ik daar voor die tafel bij de uitgang, nu ik eenmaal begreep dat ik met een plas- en bonnetjessysteem te maken had dat louter en alleen bedoeld was om de mensen barmhartig tegemoet te komen. En dat had ik mij, als ik niet zo’n domme nederlander was geweest die zijn bonnetje niet leest, natuurlijk van tevoren moeten bedenken. En dat wetende had ik ook nooit zo’n toon moeten aanslaan tegenover de kassiere. Ik kon niet anders dan verlegen toegeven dat het al met al een prachtig gebaar was, zo’n wc-tegemoet-bonnetje, maar dat ik de innemende gedachte hierachter niet meteen had doorzien. En met deze woorden verliet ik, onder het toeziend oog van zijn klantenkring, de strandtent, nadat ik de man nog even beleeft succes had gewenst met zijn bonnetjessysteem.
Ik liep mijn vrouw en kinderen achterna.

Lopend over het strand bleef ik over het bonnetjessysteem nadenken.
Ik kon het niet van mij afzetten.
Misschien had ik ‘m toch moeten zeggen dat ik, als klant, inderdaad liever een toiletjuffrouw heb, dan zo’n onpersoonlijk systeem met van die bonnetjes. Dan maar geen geld terug.
Eigenlijk had ik ‘m moeten zeggen, bedacht ik mij, dat ik dit soort tegemoetbonnetjes eigenlijk verafschuw: alsof je zo’n wc bonnetje nog een maand met je mee gaat slepen in de hoop dat je na een volgend bezoek, maar wel binnen een maand, je je het bonnetje nog herinnert. Ik vergeet standaard al mijn statiegeldbonnetje in de supermarkt, tien minuten nadat ik mijn flessen heb ingeleverd, laat staan een wc-bonnetje van de strandtent. Dat het dus misschien wel sympathiek bedacht is, maar dat de uitwerking geen sympatie zal oogsten, ging er profetisch door mij heen.
En daarbij, dat had ik ‘m ook moeten zeggen, want daar had ik nog helemaal niet bij stil gestaan, ik 50 cent toch wel een aanmatigend hoog bedrag vind om te mogen plassen (mijn vrouw had het samen met de kinderen beter aangepakt, die waren gewoon onder het draaihekje gelopen).

Ik stelde mij, terwijl ik langs de golven liep en de bal van mijn zoon een oplawaai gaf, plotseling ook het moment voor dat de eigenaar het systeem had bedacht. Op dat moment moet hij een zinderend gevoel hebben gekregen van: dit is het ei van Columbus. Hiermee kan ik eindelijk alle mensen die gebruik maken van mijn wc zonder iets te besteden, aanpakken, en dát zonder mijn klanten te benadelen. Hij moet gejuichd hebben. En op deze manier, zo moet hij toch ook hebben gedacht, kan ik mijn dure investering van die prachtige toiletgroep er ook weer uithalen. Hij moet zichzelf geniaal hebben gevonden. Die dag toen hij dit bonnetjessysteem bedacht.
Ik begreep de goede intentie, ik begreep het zakenmans-instinct, ik begreep nog beter de irritatie van de eigenaar en ik had, nogmaals niet zo mogen uitvallen naar de onschuldige kassiere, maar toch, wat de man zelf al had gezegd: die domme nederlanders lezen hun bonnetje niet. En daarom gaan zij zijn systeem, daar ben ik zeker van, niet begrijpen. Die voed je niet op in dit systeem. Zij willen, als zij een besteding hebben gedaan, hun plasgeld direct terugzien. Zij gaan dat als hun recht zien. Ook zij willen namelijk hun geld snel terugverdienen. Al is het maar 50 cent. En toen ik mij dat bedacht bekroop mij een gevoel van medelijden. Hoeveel klanten zou hij op deze manier al hebben terechtgewezen. En hoeveel moeten er nog komen voordat hij gaat inzien dat dit bonnetjessysteem gedoemd is om te mislukken? Ik blijf naar deze strandtent komen, daar verandert deze belevenis niets aan. Maar ik zal de ontwikkelingen rond het plasgeld met belangstelling volgen.
Ik geef het nog een maand.

Bender, november 2007


9 reacties

nighthawk · 5 december 2007 op 12:38

Bender,

Met dank voor deze inbreng maar ik vind het veel en veel te lang om op een scherm te lezen… Wrong medium?

Night

pally · 5 december 2007 op 13:50

Best leuk geschreven, Bender, maar inderdaad veel te lang. Je krijgt dan een soort repeteereffect, omdat je alles in allerlei toonaarden steeds weer opnieuw zingt. En dat boeit niet meer op de duur.

groet van Pally

DreamOn · 5 december 2007 op 13:55

Welkom op cx, Bender! Ik hoop dat je hier, net als je voorgangers, met veel plezier zult schrijven, lezen en reageren.

Je schrijft goed, goed lopende zinnen, de interpuncties correct, geen taal- en/of spellingsfouten, hartstikke goed.

Lange columns vind ik niet erg, al denken anderen daar anders over. Wel zou het prettig zijn, als je wat meer witregels zou gebruiken; Het is anders zo’n lap tekst om te lezen!

Ik vond je verhaal best leuk, maar je legt te veel uit, waardoor het lijkt alsof je denkt dat de lezer dom is.
Ik snap het wel, want je wil in geen geval, dat de lezer het verhaal niet snapt of verkeerd uitlegt.

Dat hele stuk over hoe je na het plassen naar het strand liep, naar je vrouw en kinderen, had er mi uitgekund.
Maar goed, dat is mijn mening.
Ik hoop meer van je te lezen binnenkort!

Groetjes DO.

SIMBA · 5 december 2007 op 14:10

Welkom op CX! Goed geschreven stuk wat met wat meer witregels prettiger te lezen zou zijn.
Maar ik vind het een prima binnenkomer zo zonder taalfouten 😀

Trukie · 5 december 2007 op 17:24

Welkom Bender met je veel te lange column. Maar als kort :lach: verhaal is het grandioos.
Om over zo´n onderwerp zo lang boeiend te schrijven vind ik een gave.
Bestaat die strandtent echt?
Ik ben dol op chocolademelk, duinen en strand.

Grumpy-old · 5 december 2007 op 20:30

T is een hoop gezeik voor een column. 😉
Maar ik vond het prettig lezen.

Had inderdaad een mooi 2 delig kortverhaal kunnen zijn. Mocht ik ooit te weten komen aan welk strand deze tent zich bevindt, ga ik die “plaatselijke attractie” zeker bezoeken.
Ik zie me daar al aan de kassa staan ; ” 2 koffie , een fristi, een gevulde koek, 2 appeltaart met slagroom en 2 toiletbezoekjes a.u.b” Als grumpy old man grijp ik iedere kans aan om ergens over te kunnen zeiken . LOL

Ben benieuwd wat je nog in petto hebt

Welcome

Greetz
Grumpy

KawaSutra · 6 december 2007 op 00:14

Mooie uitdaging om dit verhaal eens net zo smeuïg te vertellen in pakweg 4000 karakters. Schrijven kun je wel. Maar om je niet het idee te geven dat het helemaal foutloos is geschreven: ‘heiloze’ moet zijn ‘heilloze’. 😀

weathergir · 6 december 2007 op 00:22

Welkom, welkom, Bender! Je eerste behoefte op CX betrof meteen een flinke plas, da’s helder. Ik vond ‘m leuk… lang, maar erg leuk! 🙄

Mup · 6 december 2007 op 13:27

Ben het over de lengte met de meeste voorgangers eens. Zinnen zoals dat je bij de kassieres kunt afrekenen zou je biv. al weg kunnen laten, dat is duidelijk, als ook de herhalingen over het uitzicht. Leuk verhaal,

Groet Mup.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder