De kunstenaar van niets
Diep in zijn hart wist hij dat hij een kunstenaar was. Al had hij nog nooit kunst gemaakt.
Eigenlijk was dat een kunst op zich, bedacht hij zich op een goede dag. Een kunstenaar zonder kunst: je moet er maar opkomen! Het maakte hem vrolijk, deze gedachte. Heel vrolijk. Hij was een kunstenaar! Hij kon zich als een kunstenaar gedragen. Zich als een kunstenaar kleden. Met alle genoegens die daarbij horen: laat opstaan en laat naar bed. En het mooiste was: hij hoefde verder niet veel te doen. Geen verf kopen, niet in stenen hakken. Immers, hij was een kunstenaar van niets.