De eerste sigaret rook je.
De tiende sigaret rookt jou.
Je laatste sigaret heeft je gerookt.
Het zijn woorden over mijn prille verslaving, die sedert enige maanden in mij was gekropen. En die ik desgevraagd met een vrolijke glimlach in kringetjes uit mij blies.
Het was, op de avond dat ik dit versje schreef, de bedoeling dat het mij op andere gedachten zou brengen. Negentien jaar moet ik zijn geweest. Ik was een late roker. En ik voelde mij zwak en ellendig. Ik was boos op mijzelf. Ik voelde mij vies. Voelde mij schuldig. En daar had ik ook alle reden toe.

Jarenlang was ik een anti-roker geweest, die zijn overtuiging bepaalt niet onder stoelen of banken had gestoken. Wanneer mijn vader in mijn bijzijn ook maar één sigaretje op durfde te steken, stak ik belerend van wal: heb je de longen van een roker wel eens op een foto gezien, pap? Zo zien jouw longen er nu ook uit. Helemaal zwart. Je moet stoppen, pap. Roken is slecht voor je pap. En zo kon ik een sigaret lang door blijven gaan. Ik was de schrik van mijn vader. De schrik van elke roker.
En juist ik, ik het o zo gezonde en verstandige betwetertje, juist ík was begonnen met roken. Nog geen week nadat ik het ouderlijk huis had verlaten. En…twee maanden nadat mijn vader was gestopt. Voer voor psychologen, zou ik zeggen.

Het pakje shag ligt binnen handbereik. Ik kan op elk moment een sigaret opsteken als ik dat zou willen. Ik kan de rook weer uit mij blazen. En denken dat ik niets liever doe. Dat ik niet anders kan. Dat het bij mij hoort.

De leukste mensen rookten. Bovendien hoorde in de creatief protesterende sferen, waarin ik mij als jongere geweldig thuisvoelde, mensen die niet rookten er niet echt bij. Zonderlingen waren het. Zeker wanneer ze het lef hadden om tegen het roken bezwaar te maken. Roken was lekker. Roken was relaxt. En roken was in zekere zin ook een protest. Een teken dat je overal maling aan had. Zelfs aan de dood. Of tenminste aan de angst voor de dood. Dat voelde prettig aan. Ik bleef roken. Niemand had hier bezwaar tegen. En, gek genoeg, zelfs mijn vader niet.

Het valt mee. Ik had gedacht dat ik, als ik zou stoppen, nog maar weinig vrolijks uit het leven zou kunnen halen. Mijn grootste angst was dat ik nooit meer één woord op papier zou kunnen zetten. Dat alle creativiteit in mij verdwijnen zou. Ik zou nooit meer dezelfde zijn.

Mijn vrouw heeft nooit gerookt. Mijn beste vrienden stopten allemaal zo rond hun dertigste en in die jaren leerde ik mijn vrouw kennen. Alleen ik bleef, als een trouwe hond, onverstoorbaar gezellig sigaretjes opsteken. Op een heel sociale manier natuurlijk, zeker de laatste jaren.

Nee, echt het valt mee. Goed, ik geef toe: de eerste vier weken na mijn laatste sigaret was van mijn doorgaans zo vrolijke natuur weinig over. En mijn schrijfkantoortje, de enige plek op de wereld waarin ik de afgelopen jaren nog zonder schaamte rookte, ben ik tot vanmorgen niet binnen geweest.

Maar nu, nu zit ik er weer. Achter mijn schrijfcomputer. Voorzichtig lurkend aan koffie. De mok gezellig vasthoudend, met twee handen. Alsof ik bijkom. Terugkom na een lange strijd.

Ik rookte niet in huizen waar niet werd gerookt. En op feestjes weigerde ik naar buiten te gaan om een sigaretje op te steken. Dat was beneden elke waardigheid vond ik.
Langzaamaan ging men mij zien als een niet-roker. En ik ging mij steeds meer voelen als een stiekeme roker. Ik rookte niet, nou ja, bijna niet zei ik. Alleen voor de gezelligheid, ja dan wel. En op mijn kantoortje. Maar dat hoefde niemand te weten. Eigenlijk werd ik iemand die iets te verbergen had. Ik begon mij voor het eerst, na al die jaren, verslaafd te voelen.

Het toetsenbord werkt nog, mijn stoel zit nog steeds zoals die zat en ik hoor mijzelf ademen. Rustig ademen. Zonder piepende bijgeluiden. Ik neem de tijd voor elke beweging.
Aarzelend typ ik mijn eerste woorden op het scherm.
Woorden die voortdurend in mijn hoofd terugkeren. Die ineens waren teruggekeerd, direct nadat mijn dochter van zes pontificaal voor mij was gaan staan en mij had toegeschreeuwd: papa, nu moet je stoppen. Je mag niet meer roken. Je stinkt.
Ik moest om haar lachen, maar voelde mij zwak en ellendig. Herkende het gevoel van jaren geleden. Herinnerde mij wat ik geschreven had. Bladerde in mijn dagboeken en vond het versje. Ik ben gestopt. Het valt mee, stoppen, het valt mee. Echt. Het lijkt erger dan het is.

Bender, 18 februari 2008

Categorieën: Algemeen

6 reacties

Mosje · 22 februari 2008 op 20:31

Mmm, en nu aan de drank zeker? Aan de seks? Pepermuntjes?

Fem · 22 februari 2008 op 22:10

pepermuntjes doen wonderen!! dat weet ik uit ervaring….. :oeps:

Siebe · 23 februari 2008 op 00:06

Er is eigenlijk geen origineel stoppen met roken verhaal meer te verzinnen. Deze mist het ook en je kunt er waarschijnlijk helemaal niks aan doen. Alles wat je er over kunt zeggen hebben anderen voor je ook al eens gezegd. Vaak ook is het gewoon de streep die je definitief trekt (of hoopt te trekken) onder je stoppoging. Als verhaal is dat voor anderen niet perse interessant. Of juist in het geheel niet.

Zelf ben ik onlangs weer begonnen aan ‘De Opluchting’ van Jan Geurtz. Werkte 2 jaar geleden werkelijk voortreffelijk voor me. Moeiteloos, pijnloos en rucksichtsloss gestopt. Ik heb alleen toen na een poosje de fout gemaakt te denken dat ik het meester was en dat een sigaartje bij een glas whisky echt geen kwaad kon. En bij de gemiddelde zomeravond op ons balkon, uitkijkend over de maïs en de schaapjes, tja, daar hoort een glas whisky wel een beetje bij. En dus ook een sigaar. En uiteindelijk ook gewoon weer de rest.

Ik lees het boekje van Jan Geurtz in een rustig tempo nu. Over 2 weken heb ik nog een weekendje ‘met de jongens’ op een eiland voor de boeg.

Een column hoef je niet te verwachten. Niet over het stoppen met roken in ieder geval. Want daar is werkelijk geen origineel woord meer over te zeggen. Bovendien, zo bijzonder is het nou ook weer niet. Volgens Jan Geurtz tenminste.

Niettemin gefeliciteerd. Het is altijd een goede beslissing.

Gr.
S

Dees · 23 februari 2008 op 09:08

Dit

[quote]En juist ik, ik het o zo gezonde en verstandige betwetertje, juist ík was begonnen met roken. Nog geen week nadat ik het ouderlijk huis had verlaten. En…twee maanden nadat mijn vader was gestopt. Voer voor psychologen, zou ik zeggen. [/quote]

had een leuker (op zichzelf staand) stukje kunnen worden, denk ik.

En verder, if all else fails: champix! Werkt als een speer op die ellendige neurotransmitters.

Grtjs,

Dees

pally · 23 februari 2008 op 09:35

Als altijd al niet-roker kan ik me steeds weer verwonderen over stukjes als deze, maar ze natuurlijk ook moeilijk invoelen. Ik denk vaak: dat je je zo laat dicteren, wat onvrij!
Ik vond dit ondanks het doorrookte onderwerp leuk geschreven.

Groet van Pally

Neuskleuter · 24 februari 2008 op 14:18

Wat ik zelf het vermakelijkste vind, als niet-roker, is hoe mild je over jezelf schrijft als roker. Zelfs het ik-voel-me-zo-schuldig-want-ik-ga-tegen-mijn-eigen-principes-in straalt een heel sterk verzachtend iets uit, alsof je je nog steeds verontschuldigt en het allemaal probeert te luchten. Zodat het niet zo erg lijkt.

Maar het is makkelijker om je hart te luchten, dan je longen 😎

Geef een reactie

Avatar plaatshouder