Soms kom je bij rechtbanken zaken tegen welke je tot nadenken dwingen. Deze mevrouw, eerlijk gezegd al dik achter in de 50, stond te wachten op haar beurt om door het Hof te worden gehoord. We raakten in gesprek en ik vroeg haar waarom geen advocaat haar bijstond . ‘ Niet nodig’, antwoorde zij resoluut, ik ben mijn eigen advocaat, ze lachte en voegde er cynisch aan toe, “advocaat van de duivel.” Ik volgde de zitting en viel van de ene verbazing in de andere. Ze liet zich absoluut niet intimideren door de heren van het Hof en zeker niet door de vrouwelijke officier van justitie. Ze gaf beleefd, maar zeer resoluut antwoord op alle vragen en las als een volleerd advocaat haar pleitnota. Deze wil ik u niet onthouden. Soms denk ik nog weleens aan haar en vraag mij af hoe het Hof heeft beslist. Een aangifte tegen een politiekorps en burgemeester zal men haar niet in dank hebben afgenomen, daar ben ik zeker van. Hier was weer duidelijk sprake van vriendjespolitiek en het stonk naar corruptie. Hoewel ik de indruk had dat de voorzitter wel degelijk oor had voor het haar aangedane leed. Maar de officier van justitie bleek onverbiddelijk. Je klaagt een burgemeester toch niet aan. De echte uitslag heb ik nooit kunnen achterhalen, maar het is mij duidelijk geworden dat burgers mondig en resoluut met zeker enige kennis van zaken, de rechtelijke macht tegemoet durven te treden.

Geachte voorzitter,

De redenen dat ik heden voor uw rechtbank sta, is te wijten aan het feit dat Mevrouw Advocaat-Generaal destijds mijn aangifte tegen het korps Eindhoven en Burgemeester heeft geseponeerd. Daarom verzoek ik u mij in dit standpunt alsnog te willen steunen en strafvervolging in te stellen. Ik vind de feiten ernstig genoeg en volstrekt onverantwoordelijk om deze niet strafrechtelijk te onderzoeken. Ik beroep mij hier op art. 365 wetboek van strafrecht. De kern van de zaak is ( feiten zijn u bekend) dat een dergelijke handeling van een politiekorps, gesteund door de Burgemeester op deze manier volstrekt uit de hand loopt en ontspoorde toestanden bij de politie zal waarborgen. ( zie artikel telegraaf zaterdag 5 april, waar een klokkenluider aangeeft van de vele onaanvaardbare toestanden die o.a. bij het korps Eindhoven aanwezig zijn ).

Ik ben van mening dat bij niet vervolging van het door mij aangebrachte feit zij zich gesterkt zullen voelen in hun kwalijke gedrag. Bovendien ondermijnd een dergelijke beslissing het vertrouwen van de burger in de politie. Recht dient gebaseerd te zijn op feiten zoals deze door mij zijn aangebracht en niet op fictie, hetgeen het korps en Burgemeester mij verwijten en ook zullen verklaren. Daar ik heden voor u sta zonder advocaat, welke mij had kunnen bijstaan, ligt aan het feit dat in de regio Brabant en ook daarbuiten meer dan 50 advocaten hebben geweigerd mij bij te staan. Na het horen van de naam, korps Eindhoven en Burgemeester Welschen hebben zij direct afgehaakt. In deze ben ik dus ernstig gehinderd om toegang te krijgen tot de rechter, welk in strijd is met art. 17 van de grondwet.

Tevens wil ik nog opmerken dat ik dit een ernstige zaak vind. Bovendien is deze handeling ongeoorloofd en staat vermeldt in het Verdrag voor de rechten van de Mens. Mijn klacht bij de Orde van Advocaten werd gehonoreerd en een gesprek met de Deken in s’Hertogenbosch was het gevolg, echter ook hij kon in deze niets voor mij betekenen. Ook het meer als duidelijke rapport van de Nationale Ombudsman welke mijn klacht als gegrond heeft verklaard – het korps berispt wegens ontoelaatbaar handelen – niet zomaar aan de kant kan worden geschoven. Het instituut Nationale Ombudsman welk in 1981 door de wetgever is ingevoerd zal toch op waarde moeten worden geschat en kan naar mijn mening toch niet zonder effect blijven. Het feit dat het korps en Burgemeester, evenals haar verzekeringsmaatschappij Achmea ( zie dossier ) de eindconclusie van de Nationale Ombudsman als niet relevant beschouwen, is een ernstig feit en ondermijnd het vertrouwen van de burger in het gezag van het Instituut Nationale Ombudsman.

Ingaande op de aangebrachte feiten, wil ik nog opmerken dat de destijds zonder mijn medeweten gemaakte rapport naar aanleiding van de aangifte van zware mishandeling en inbraak, is door het korps Eindhoven”gebruikt” om politieman X te kunnen ontslaan. Bovendien is er diverse malen door politie aangedrongen op mijn medewerking , zoals zij dit destijds noemden ” met jouw medewerking zullen we hem wel krijgen”. Bovendien was de rijksrecherche in het bezit van genoemd rapport, welke mij hierop attendeerde. Daar ik van dit rapport – noch gelezen, noch ondertekent – het bestaan niet wist, ging ik over tot aanvraag van deze via de wet WOB. Tot mijn verbazing bleek deze onvindbaar en heeft het zeer geruime tijd geduurd voor ik dit ter inzage mocht ontvangen, waaruit bleek dat vele aangebrachte feiten, anders danwel niet door mij waren gezegd.

Ook de manier waarop de rijkskrecherche mij “dwong” tijdens de in hechtenis nemen van genoemde politieman X een verklaring af te leggen, waarbij het over een geheel ander feit ging, is mij tot op heden compleet onduidelijk. Dit is in strijd met de eis van zorgvuldigheid en bovendien vind ik dit misbruik maken van bevoegdheden. De politie dient de burger tegemoet te treden en niet te misbruiken voor eigen doelen. Daarom blijf ik bij mijn mening dat men dit soort van gedrag niet zomaar kan laten passeren en zulke onzorgvuldigheden kunnen leiden van kwaad naar erger. Via een schrijven van het korps Eindhoven en een faxbericht van de Burgemeester werd mij op een kwalijke en zeer doordringende, bijna dreigende manier duidelijk gemaakt, dat ik geen enkel schriftelijk, danwel mondeling contact meer mocht opnemen met instantie’s, daar zij niet meer zouden antwoorden en de zaak als gesloten beschouwden. Zich goed bewust van het feit dat de laatste ontslagbrief van Burgemeester Welschen met als ontslagredenen – de mij door politieman aangedane delicten – zeer veel consequenties zouden hebben voor mijn priveleven.

Derhalve verzoek ik u dringend deze zaken nogmaals in overweging te nemen en ik vertrouw hierbij op uw beslissing. Art. 365 Wetboek van Strafrecht. Ik ben gedwongen te getuigen voor een doel die zowel de politie als rijksrecherche goed uitkwam, zonder dat zij daarbij de gevolgen voor mij persoonlijk hebben ingeschat. Het misbruik van gezag zit hem in het feit dat men mij niet heeft verteld dat ik kon weigeren te getuigen. Beide hebben buitengewoon veel druk op mij uitgeoefend om een verklaring af te geven, ondanks het feit dat ik duidelijk heb aangegeven welk gevaar er voor mij en mijn dochter zou optreden, maar desondanks hebben zij standvastig doorgezet voor eigen belang. Naar mijn mening is de verklaring strafrechtelijk afgenomen – zonder mijn toestemming – en bestuurlijk toegepast om disciplinaire maatregelen tegen bewuste agent toe te passen. Dit is machtsmisbruik, deze toepassing in een strafzaak af te dwingen om de “gedwongen” verklaring in te zetten voor een ander doel, te weten het ontslag, welke niets met de strafzaak te maken.


7 reacties

Mosje · 21 juli 2005 op 21:04

Als de brief echt is, vind ik dat je het niet kunt maken om hem in een column te gebruiken. Driekwart van de tekst is dan van een ander, en niet van jezelf.
Als je het zelf verzonnen hebt, tja, het kan: een column in de vorm van een pleitnota. Maar ik vind het dodelijk saai. Haast niet doorheen te komen.

KawaSutra · 21 juli 2005 op 21:25

Volgens mij had je het beter bij de eerste twee alinea’s kunnen laten.
Als dit een pleitnota is van een echte zaak dan ben je flink in overtreding lijkt mij en bovendien plaats je geen verhaal van iemand anders in een column.
Als je hem zelf hebt geschreven ten behoeve van je column dan had je hem ten eerste een heel eind moeten inkorten en een beetje opleuken en aandikken om er ten minste nog een sappig verhaal van te maken.
Tot slot wordt er in deze pleitnota verondersteld dat ik als lezer overal al kennis van heb genomen. Welnu, het spijt me, maar ik heb geen idee waar het nu eigenlijk over gaat.
Ik heb wel enkele taal- en tikfouten gezien.

emaessen · 21 juli 2005 op 23:41

Het toeval wil dat ik uitgerekend vanavond een juridische betoog heb geschreven voor een vriend, die de behandelaars gedwongen op willen nemen op oneigenlijke gronden. Ik heb het hele relaas dus aandachtig doorgelezen op zoek naar juridische argumenten, of voor mijn part ironie. Sorry, het is me niet opgevallen!

Om een voorbeeld te noemen; een rechter kan een zaak seponeren wegens procedure fouten, dit gebeurd niet door een ambtenaar in het voortraject.

Groet Eric

melady · 21 juli 2005 op 23:42

Geachte Zaida,

Graag wil ik u van repliek dienen.
Alleen heb ik maar weinig woorden tot mijn beschikking.
Schikt u dat?
Of zullen we deze zaak maar seponeren?

Eddy Kielema · 22 juli 2005 op 10:41

Kawasutra schreef al bij je vorige stuk dat het verstandig is om eerst de reacties af te wachten voordat je iets ‘nieuws’ instuurt.

Dees · 22 juli 2005 op 11:24

De vrouw is interessant, je inleiding ook. Maar een eigen blik op hetgeen gebeurde had leuker kunnen zijn dan deze weergave van haar pleitnota. Die zorgt er namelijk voor dat dit absoluut geen column meer is. Zonde.

bert · 22 juli 2005 op 14:10

Ja, ik sluit mij helemaal aan bij voorgaande reacties. De eerste twee alinea’s zijn meer dan genoeg over dit onderwerp. Meer heb ik ook niet gelezen. Zo’n brief interesseert mij totaal niets.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder