Rotkat-eloos

Naast mijn laptop zit Kat. Hij zit op zijn gat.
Zijn staart krult om zijn lijf. Hij lijkt rustig, maar ’n klaaglijk ‘prauw prauw’ komt uit zijn strot. Hij wil dus aandacht. ’n Aai van mijn kant blijkt ’n uitnodiging. Omzichtig sluipt hij op mijn schoot, omdat hij zijn kans ruikt. Hij likt zacht mijn hand, knipoogt charmant doch sluw, alsof hij mijn goodwill inschat: ‘Stuurt zij mij ’t huis uit, of mag ik?’ Hij mag. Zijn flirtkunst wint ’t van mijn afhoudplan. Wat is ’t toch ’n slimjanus. Hij kijkt alsof zijn naam Haas is in plaats van Kat.

Altijd palmt Kat zijn baas in. Knap, want Baas vindt Kat soms onuitstaanbaar. Vooral als hij ’n babykonijn vangt, dat hij trots aan Baas toont, of ’n muis of mus door ’t huis opjaagt totdat zij zo dood zijn als ’n worm. Rotkat.

Maar Rotkat ligt nu fijn op schoot bij Baas, waar hij aai na aai ontlokt. Hij houdt zich totaal lam, slap. Draait zich nu lui om, opdat ook zijn buikpartij aan bod komt. Baas volgt, waar Kat vraagt: buik, kin, hals. Totdat Baas ’t zat is. Baas stopt. Rotkat kijkt wazig op, maar rolt van schoot, pats, op ’t laminaat. In ’n houding alsof hij in ’n knoop zit, likt hij als troost zijn staart.

Baas kijkt naar haar laptop, waar Word nog ’n blanco pagina toont. Daar ontstaat straks ’n column, hoopt Baas. Haar hand wil juist ’n knop aanslaan, als Kattin uit ’t niks op Baas haar schoot springt. Waar komt zij zo gauw vandaan?

Kattin maakt zich vaak onzichtbaar door haar sluipkruiphouding. Haar zwart-zijn maakt, dat zij contrastloos door ’t huis kan gaan, als Baas ’t licht dimt. – Baas dimt ’t licht ’s avonds vaak, omdat stroom soms wat duur is voor haar knip. – Kattin maakt daar mooi misbruik van, zodat Baas zich altijd ’t rambam schrikt, als Kattin zomaar opduikt.

Kattin wil noch aai noch knuf. Zij plaatst voorzichtig haar poot op Baas’ arm. Dan nog ’n poot. Kattin trapt dat ‘t ’n lust is. ’n Drup spuug hangt aan haar mond. Zo fijn vindt zij dit. Trap trap trap. Baas is dit gauw zat, als ’n klauw ’n krab maakt op haar pols. ‘Au! Rotkattin! Hup, af!’ Rotkattin maakt zo’n salto, dat zij naast Rotkat op ’t laminaat landt.

Baas likt haar wond.

Rotkat springt op van schrik.
‘Waar kom jij zo gauw vandaan?’ mauwt hij ontdaan.
‘Ik kom van Baas’ klaagt Rotkattin naar Rotkat. ‘Schrok jij ook zo?’
‘Ja, nogal ja!’ antwoordt Rotkat. ‘Is Baas boos?’
‘k Wait nait,’ zucht Rotkattin in ’t hoog-Gronings.
Als troost likt Rotkattin Rotkat zijn oor. Hij vindt ’t tof, dus likt hij lustig ook haar oor. Baas is vanaf nu lucht voor ’t paar.

Dat is mooi. Toch nog rust. Baas typt: ‘Rotkat’.
Zodra dit woord zichtbaar is, ontstaat automatisch ’n column. Nou ja, automatisch.

Wat ’n rotklus!