“Ik doe het niet, ik doe het niet, ik doe het niet meer!” Ik sta voor een kledingrek in een dure winkel mezelf te overtuigen dat stelen iets voor slechte mensen is. Een mooi shirtje kijkt me uitdagend aan. “Pak me,” lijkt het te schreeuwen. Met mijn handen voel ik eraan, zogenaamd zoekend naar het prijskaartje. In werkelijkheid merk ik zo dat er geen alarm aan bevestigd is. Stomme winkeliers! Waarom brengen ze me weer in de verleiding? Mijn bloed begint sneller te stromen. Ik ben de jager en dat shirtje is mijn prooi. ‘Van mij’ galmt het door mijn hoofd. Razendsnel grijp ik het kledingstuk van het rek, kijk terloops om me heen en loop zonder aarzeling de winkel uit, mijn buit open en bloot over mijn arm. Als nu de alarmpoortjes afgaan kan ik altijd zeggen dat ik even in de etalage wilde kijken. Het alarm gaat niet af. In een overwinningsroes prop ik het in mijn tas.
“Morgen, morgen ga ik stoppen,” probeer ik mijzelf te overtuigen, “maar vandaag mag ik nog, voor de allerlaatste keer.”
Thuisgekomen worden mijn tassen vliegensvlug uitgepakt. Elk stuk wordt bewonderd. Kleding, twee peperdure kandelaars, belachelijk prijzig speelgoed en allerlei frutsels staan op tafel. Trots tel ik de prijskaartjes bij elkaar op: vijfhonderd euro in iets meer dan een uur. Tevreden steek ik een sigaret aan met mijn nieuwe glanzende aansteker. Dan volgt fase twee. Wie ga ik er blij mee maken? Zelf heb ik niets nodig. Mij gaat het om de spanning, de blijde gezichten van de ontvangers dienen uitsluitend als toetje.
In mijn studententijd pikte ik alles wat los en vast zat. Iedereen had een bijbaantje, maar ik had dat niet nodig. Mijn proletarisch winkelgedrag ontwikkelde zich in razendsnel tempo tot geheelvoorzienend. Eten, kleding, sieraden, alles verdween zonder afrekenen in mijn tas. Mijn studentenbeurs werd gebruikt voor uitgaan en kleine, niet steelbare aankopen. Andere studenten waren wel eens verbaasd, maar als ze hoorden dat mijn ouders elke maand een aanzienlijk bedrag op mijn rekening stortten, bleef er slechts jaloezie over.
Natuurlijk nam ik nooit vrienden mee naar huis. Waarschijnlijk zouden de vragen toenemen bij het zien van het kleine huisje van mijn ouders in onze achterstandswijk. Ik schaamde me voor mijn afkomst. In mijn fantasie leefden wij in een grote villa aan de rand van de stad en werd mijn vader gepromoveerd van eenvoudige timmerman naar dokter. Mijn moeder was zijn assistente. Het duurde niet lang voor mijn fantasie ook mijn werkelijkheid werd.
Vandaag de dag ben ik succesvol wetenschapper. Mijn man is eigenaar van een groot bedrijf. We wonen in een riant huis en onze kinderen gaan naar de beste scholen. Als er aan dit perfecte plaatje geen zwart randje zat, zou ik waarschijnlijk elke dag fluitend opstaan. Ik moet er mee stoppen en het mijn man vertellen, zoals ik al mijn jeugdzonden aan hem heb opgebiecht. Vandaag was mijn laatste keer. Vanaf nu ga ik alleen nog maar dingen kopen. Ik ben toch geen slecht mens?
Wat zal hij blij zijn met dat nieuwe zijden overhemd…
11 reacties
Shitonya · 7 augustus 2007 op 08:30
mooi beschreven en ergens wel herkenbaar.. :oeps:
lagarto · 7 augustus 2007 op 08:31
Vooral de draai die je er aan het eind aan geeft vind ik leuk Arta. `Niet steelbare aankopen.` Spannend, wat zouden dat zijn? Bij ons op het dorp werd laatst ook iemand gesnapt met een tas en een huis vol gestolen spullen. Bleek de vrouw van een collega winkelier te zijn. Erugggg !!
Groeten Lagarto
SIMBA · 7 augustus 2007 op 09:03
Arta, als een psych al jouw columns zou lezen, beland je forever achter slot en grendel! 😀
Jij leeft je zo goed in dat het lijkt alsof je alles vanuit jezelf schrijft!
Het is weer knap gedaan!
DriekOplopers · 7 augustus 2007 op 09:53
Meesterlijk geschreven, Arta! Hulde.
En in het café hadden we het een tijdje geleden over titels van columns. Deze is briljant!
Liefs,
Driek
lisa-marie · 7 augustus 2007 op 10:44
Je wordt echt meegenomen in het geheel.
Een meesterlijke slotzin.
Ook lekker ironisch en toch ook wel humoristisch geschreven.
Heerlijk om te lezen 😀
pepe · 7 augustus 2007 op 10:47
Klasse hoe jij de woorden weer hebt neer getikt.
Zo vanzelfsprekend dat het loopt als een trein.
DreamOn · 7 augustus 2007 op 11:28
Geweldig geschreven Arta!
Boeiend, maar heel triest.
Ooit, (toen ik nog jong was 😀 )werkte ik in ons kleine dorpje in de buurtsuper.
Ik betrapte daar op een keer de vrouw van een van de rijkste buren uit de omgeving op het jatten van een pot nivéa zalf. Ik moest onwillekeurig toch even aan haar denken…
O ja, als je weer gaat ‘shoppen’, mag ik dan mijn bestelling aan je doorgeven?! 😆
dj_Eddy · 7 augustus 2007 op 12:37
Leuk!
pally · 7 augustus 2007 op 17:27
Je heel goed ingeleefd in een verslaving, Arta
Zo goed dat de irritatie langzaam overging in medelijden met je ik-figuur.
Vooral dat ‘kopen’ van liefde door middel van gestolen cadeautjes is heel triest.
groet van Pally
WritersBlocq · 7 augustus 2007 op 18:37
Niet doen waar ik bij ben, ik word altijd gepakt 😀
Die titel, echt geweldig. En hoe het geschreven is ook. De puntjes aan het eind mogen weg, je hebt wel een punt gemaakt 😉
Hier, een gestolen kusje :kus: (hmmm, lèkker hè! :lach: )
arta · 8 augustus 2007 op 19:01
@ Shitonya: Dank je!
@ Lagarto: Steelbare aankopen… het leek mij dat WC-papier en dat soort dingen niet steelbaar waren, maar ik kan het mis hebben!
@ Sim: Niet laten lezen, dus!
@ Driek: Het was even wikken en wegen met een titel voor dit stukje, maar dit vond ik uiteindelijk de beste!
@ Lisa Marie en Pepe: Dank je!
@ DO: Uhm…ik reken eigenlijk altijd wel af!! hahaha
@ Eddy: Dank je!
@ Pally: Ik las dat veel kleptomanen zelf niets met het gestolene te maken wilden hebben, vandaar dat ik dat hier gebruikt heb.
@ WB: Volgens mij vallen roseetjes ook onder niet steelbare voorwerpen en de bijgeleverde Italianen kunnen mij gestloen worden! 😉
Gestolen kusjes zijn de beste: :kus: