Vrolijk sloot ik de deur achter mij, en tevreden hoorde ik het alarm achter de deur een paar keer piepen om mij aan te geven dat ze een oogje in het zeil zou houden, en misschien om mij een prettig weekend te wensen. Fluitend liep ik richting huis en kwam langs de plaatselijke mindermarkt. Het woord supermarkt is helaas niet van toepassing op dit omgebouwde fietsenhok met een koek en zopie tent met woekerprijzen erin. Wellicht gestuurd door mijn goed humeur, of door het gat in mijn hand besloot ik een bos rozen voor mijn vriendinnetje te kopen. Ik liep door de schuifdeuren, die door een aantal dakloze krantverkopers aangestuurd werden en wrong mij tussen de kassa en de rechtermuur door richting het bloemenkraampje, af en toe opbotsend tegen één van de andere vijf mensen die deze mindermarkt overpopuleerde.
Met mijn buik tegen het kraampje gedrukt en mijn rug tegen een afrekenende klant vroeg ik de dame achter de toonbank wat een bos rozen mij zou kosten. ‘Dat is vier-vijftig meneer’ zei het meisje achter de toonbank al kauwgom kauwend terwijl ze mij eens van onder naar boven bekeek met een houding van ‘wat een stumper dat hij dat durft te vragen’. ‘Wilt u er wat groen omheen meneer?’ blafte ze mij een enorme zoete kauwgomlucht gevuld met minder zoet uitgesproken woorden toe. ‘Ja hoor, kunt u het ook inpakken want het is een kadootje’ antwoorde ik enthousiast. Het meisje ging zonder iets te zeggen ijverig aan het werk en na een half uur schrok ik wakker omdat ze trots de bos rozen voor zich hield. ‘Dat is dan zeven-vijftig meneer’. ‘ZEVEN-VIJFTIG? Toenet was het nog vier-vijftig!’ brulde ik waardoor de net opgeblazen kauwgombel van het meisje in haar gezicht knapte.
‘U wou er zelf groen omheen hoor, ik heb het nog gevraagd’ zei ze terwijl ze de kleverige vloeistof van haar wangen pakte, en het met make-up besmeerde stukje kauwgom argeloos weer innam.
Woest gooide ik een biljet van tien euro op de toonbank. ‘De rest mag je houden. Dat kun je misschien opsparen en er dan een cursusje `hoe ga ik met klanten om` mee betalen, kauwgomkauwende bloemenkut.’ Ik griste de rozen uit haar handen en liep woest door de schuifdeuren, die braaf voor mij open werden gedaan.
Toen ik thuis aankwam met mijn bos rozen die helaas niet meer in perfecte staat waren door mijn iets te ferme greep op de weerloze steeltjes, stond mijn buurman buiten. ‘Iets goed te maken?’ lachte mijn buurman, die een aangeboren geval van roddelziekte heeft mij hoopvol tegemoet. ‘Nee, maar jij wel volgens mij’ antwoordde ik bot. ‘Gisteren stond er de hele dag een busje van jullie timmerman voor mijn huis en die heeft de hele dag bij jullie lopen boren waardoor ik geen moment rust had. Toen het ’s nachts was en het eindelijk rustig genoeg
was om te kunnen slapen, vond jij het ook nog eens nodig om tot vijf uur ’s ochtends met je vrouw te batsen. Dat bed van jullie is nodig aan vervanging toe.’ Buurman fronsde en lachte mij eerst uitgebreid uit voor hij kon antwoorden. ‘Dat kan helemaal niet, dwaas. Ik was gisteravond niet thuis, ik sliep in een hotel voor mijn werk’. Triomfantelijk wilde mijn buurman weer verder gaan met zijn bezigheden. Hij was zijn heg in de vorm van een zwaan aan het knippen. ‘Nu ik er over nadenk, ik zag dat busje van die timmerman vanochtend pas vertrekken.’ zei ik, alsof het net in mij opkwam. *KNIP!* Het hoofd van de groene zwaan verliet zijn lichaam. De buurman keek mij met een vuurrood hoofd aan, liet zijn schaar vallen en trok zijn voordeur open. Voordat de deur achter hem dichtviel
hoorde ik hem nog één keer heel hard ‘TINI! GODVERDOMME!’ roepen.
Ik trok mijn eigen voordeur open en stapte naar binnen, trok mijn schoenen en jas uit en haastte mij naar de woonkamer. Toen mijn vriendin de bos rozen zag was ze helemaal in extase. ‘Oh schatje, wat lief, waar heb ik dat aan verdient?’. Toen ik mijn schouders verlegen ophaalde betrok haar gezicht plots. ‘Je hebt toch niets fout gedaan he?’ zei ze met een angstig gezicht. Sindsdien, drie dagen geleden, heb ik haar niet meer aangekeken. Als je godverdomme niet eens meer uit een goed gebaar iemand een klotebos met dure takkerozen kunt geven dan hoeft het voor mij niet meer. Als ik niet snel een bos rozen van haar krijg, is het definitief over!
5 reacties
schoevers · 4 november 2007 op 18:20
Ik heb eerst met plezier en spanning tot aan laatste alinea gelezen. Die laatse alinea vond ik minder sterk en vooral de ’t’ achter verdien”t” sneed mij door de ziel.
Met een beter ‘staartje’ zou deze column goed zijn geweest.
Li · 4 november 2007 op 22:44
[quote]dakloze krantverkopers[/quote]
Is het een dakloze krantverkoper of een daklozenkrantverkoper :eh:
Aardig verhaal. Maar dat korte bondige van je andere columns, spreekt mij meer aan.
Li
arta · 5 november 2007 op 08:02
Weer een heel andere stijl, ook leuk!
🙂
SIMBA · 5 november 2007 op 08:30
Weer een heel andere Tree, maar ik kan het wel waarderen!
lisa-marie · 5 november 2007 op 16:11
Hij is leuk. 😀
Een hele andere stijl maar komt goed over.
Alleen een puntje de laatste alinea had wat krachtiger gemogen.
En een tip met rozen maak je iets goed en met andere bloemen..nou ja die geef je gewoon 😆