De oude man keek mij zijdelings aan, trok een wenkbrauw omhoog en zei met plat Zwols accent ” Ie komp hier niet vandaon”. Ik keek een beetje verbaasd naar de oude man naast mij, en lachte een beetje schaapachtig. “Hoezo, is dat te zien dan”? “Nee, maor ik wilde efkes een praotje aanknope”. Een guitig gezicht keek mij aan, zijn kleine pretoogjes knipperden ondeugend naar mij, een blos op het oude gerimpelde gelaat. “Ik ben geboren in Amsterdam, en heb mijn jeugd in Den Haag doorgebrach”. “En dan eindig ie in Zwolle”?. “Ja, ik woon hier al een paar jaar, ben hier getrouwd”.

“Met een blauwvinger”? Ik keek hem verbaasd aan, wist wel de betekenis van deze opmerking, maar liet het aan de oude man over om mij dit even uit te gaan leggen, want ik was er op dat moment zeker van dat ik te horen ging krijgen wat een blauwvinger was. En ja hoor, daar kwam de korte verhandeling, maar niet voor ik hem vroeg om het in een klein beetje verstaanbaar Nederlands te vertellen, want mijn Zwols was nog niet zo goed.

“Oké meissie, vroeger was dit een eiland, en iedereen moest hier belasting betalen als ie Zwolle in wilde, dus daar komt die uitdrukking vandaan. Snap ie”? Voldaan keek hij naar mij op. Ik knikte. Mijn vrouw had het verhaal een klein beetje anders verteld, maar uiteindelijk dacht ik, kwam het toch op hetzelfde neer, dus liet ik het maar zo. “Hebbie kinderkens”? Nee, geen kinderen wel een kat. “Nou, ziet dat ook moar as een kleine van oe, dierkens benne vaak net kinderkens, nie dan”?

Ik knikte bevestigend, wist even niet hoe het verder moest met het gesprek. Deze man leek mij te oud om te begrijpen dat ik met een vrouw was getrouwd. “Je ziet eruut asof je wel het een en ander heb meddemaokt”! Het was meer een bevestiging dan een vraag. “Nou, iedereen heeft toch een rugzak vol levenservaring op de rug om mee te sjouwen”? “Dat hebbie goe gezegd meissie, goe gezegd, maor mij rugzak is overvol, niks dan ellende in me leve, ben blij as het straks voorbij is”. Een verdrietig gezicht keek mij aan, zijn pretoogjes glinsterden niet meer, zijn oude gelaat was ineens een grimmig masker geworden. Afwachtend keek ik naar hem, zijn stem klonk gebroken toen hij verder ging.

“Ik zit hier op een bankien, omdat mijn huis leeg is, geen vrouw meer, die is verleden jaar overleden, mijn twee kinderkens zijn ook al dood, en ik kom nu net terug van de dierenarts, heb mien hond in motten laten slaopen, en ik ga straks terug naar een wel errug lég huus, snap ie”? Ja, ik snapte die oude lieve eenzame man volledig. In zijn ogen blonken tranen, van eenzaamheid, van getergd verdriet. En ik had alleen een luisterend oor. Meer kon ik die oude man op het bankje niet geven. Met enig gekreun en gesteun stond hij op, pakte zijn stok, en ging rechtop voor mij staan. Ik keek naar hem op. “Hé meissie, bedank dat je efkens naor mie geluustert heb, ik heb niemand meer om mee te praoten, en dan is het efkens fijn om je hart te luchten, vind je niet erg toch”?
Nee natuurlijk vond ik dat niet erg, ik gaf hem een hand en wenste hem sterkte en veel geluk voor de toekomst. De zwakste woorden die een mens op zo’n moment maar kan bedenken. Toen hij wegliep draaide hij zich nog even om, en lachte naar mij, wuifde met zijn hand en riep.”Doe je vrouwke de groetjes van mij hé! De pretoogjes glinsterden weer. Deze man liet een indruk achter bij mij, een oud lichaam maar daarin zat een heldere en scherpe geest verborgen. Hij sjokte verder de stad door. In de verte zag ik mijn vrouw vol met tassen naar mij toe komen lopen. “Heb je niet te lang gewacht”? “Nee hoor, ik had een zeer verhelderend gesprek met en oude eenzame man, die gewoon een praatje wilde maken. En ik heb zoals altijd een luisterend oor”.

Categorieën: Maatschappij

klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

10 reacties

lagarto · 9 juni 2007 op 08:18

Kippeveeeelll, vin um goe. en dat zo vruug op de zeterdagmerge!

WritersBlocq · 9 juni 2007 op 08:30

Knap geschreven, dat lijkt mij onwijs lastig in die spreektaal. Hij komt perfect over.

Triest hè, en mooi, die oude man. Goed weergegeven.
Ciao, Pau

SIMBA · 9 juni 2007 op 10:19

Een heel skôn stukske over unne skônne mens.

Lief dat je even de tijd voor hem nam!

Mosje · 9 juni 2007 op 14:43

Heel eerlijk gezegd ben ik niet een hele grote liefhebber van je stukjes, maar deze is alleszins leuk en prettig om te lezen.

Li · 9 juni 2007 op 15:09

[quote]Ik keek hem verbaasd aan, wist wel de betekenis van deze opmerking[/quote]

Ende sy telden sich blauwe vingheren 😉

Li

Prlwytskovsky · 9 juni 2007 op 16:16

Mooi en gevoelig neergezet Klapdoos. Je bent een goed mens.

pepe · 9 juni 2007 op 19:24

Heel mooi. Prettig om te lezen dat er nog luisterende oren rondlopen of op een bankien zitten.

Oudere mensen en kinderen zijn zo lekker puur, zo mooi om naar te mogen luisteren, ze hebben ook vaak alle tijd.

KawaSutra · 9 juni 2007 op 21:27

Deze heeft op mij ook indruk gemaakt Leny. Gevoelig en puur verteld als een twinkelend miniatuurtje.

arta · 10 juni 2007 op 11:12

Ik sluit me bij Mosje aan…
Goed geschreven!
🙂

Mup · 11 juni 2007 op 22:11

Lekker stuk, klapdoos, zowel het geschrevene, de man als jij,

Groet Mup.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder