Ze belde me rond kerst. Eindelijk. Om eerlijk te zijn dacht ik dat ik nooit meer iets van haar zou vernemen. Niet omdat ik dacht dat ik het verbruid had, of dat ze me eigenlijk maar onuitstaanbaar vond, maar vooral omdat ik er vanuit ging dat zij was veranderd en dat die verandering niet langer hand in hand met ons gezamenlijk gedachtengoed kon gaan. Althans, niet in haar belevingswereld. Hoe loyaal ze ook was geweest, het omzetten van mentale knoppen had haar ten slotte nooit veel moeite gekost. Daar kon ik nog wel eens jaloers op zijn. Ik die minstens een jaar grievend en treurend door het leven ging wanneer er wederom iemand uit mijn leven was verdwenen. Zelfs al was het mijn kat die wegliep. Of die aardige buurvrouw waarmee ik zulke prettige nietszeggende gesprekken kon voeren, die had besloten om te verhuizen. Als ik verstandiger zou zijn zou ik eigenlijk nooit meer een relatie moeten beginnen. Met niemand, op geen enkele manier. Maar ik ben niet verstandig, en zonder mensen is het leven ook zo’n sleur. Voor zover het dat al niet was.

Ze vroeg hoe het met mij ging. Typisch iets voor haar, om te doen alsof er heus geen twee jaar van tomeloze leegte tussen die laatste clichématige woorden -ik heb tijd voor mezelf nodig-, en deze niets-aan-de-hand-zin hadden gezeten. Het gaat goed met mij, antwoordde ik. Om er meteen achteraan te plakken dat haar konijn nog steeds aan het voeteneind van mijn bed stond en dat zijn linkeroog onlangs eindelijk het eeuwige voor het tijdelijke had verkozen. Waarschijnlijk had ik hem bij het stofzuigen over het hoofd gezien, maar al met al was het hele gebeuren maar goed ook, want om als oog de rest van het pluche leven van een smoezelig konijn aan een ellendig draadje te bungelen was ook geen godszegen. Ze lachte en wist mij te melden dat ze er weinig rouwig om was. Met één oog viel er ook nog genoeg te zien, zei ze ontnuchterend. Dat mijn zicht met twee ogen al behoorlijk ondermaats was vergeleken met de vier ogen waarmee ik voorheen de wereld bezag besloot ik maar te verzwijgen. Door na jaren stilte direct over Konijn te beginnen had ik mij al genoeg van mijn sentimentele kant laten zien.

Waarom bel je me eigenlijk, vroeg ik. Ze zuchte. ‘Ach, ik ben meer dan een jaar op reis geweest, ik heb de Himalaya en de Vesuvius gezien, vervolgens ben ik een jaar bezig bezig geweest met het schrijven van een boek waarvan ik achteraf gewenst had dat ik er nooit aan was begonnen –ik ben nu eenmaal geen Sylvia Plath en geen enkele uitgever zag er brood in-, en nu heb ik eindelijk wat vrije tijd. Niet te vergeten dat ik mezelf ondertussen een slag in de rondte heb gewerkt en nog her en der een foute man een plezierige tijd heb bezorgd. Ook zonder resultaat overigens. En nu ben ik vrij en moest aan je denken… Overrompeld door het aanhoren van zoveel avontuur in zo weinig zinnen en vooral overrompeld door, tegen al mijn verwachtingen in, zo weinig interesse van mijn kant besloot ik het gesprek direct terug te werpen op Konijn. En als er iets was wat ik wilde voorkomen was het dat ze nu op haar beurt naar mijn leven zou vragen en ik al mijn fantasie in werking zou moeten stellen om er nog enigszins een interessant verhaal van te brouwen. Waar was ik eigenlijk mee bezig geweest? Ik werkte nog steeds bij hetzelfde suffe bedrijf, droeg meerendeels nog steeds dezelfde suffe kleding en ondertussen had ik al mijn tijd als water de zee in gedragen. Met gedachten aan haar. Hoe triest kon het gesteld zijn. En aan zoiets wezenlijks als het maken van reizen had ik al helemaal nooit meer stilgestaan.

Nu ik je toch spreek, onderbrak ik haar. Vind je het goed dat ik Konijn aan de vuilnisbak toevertrouw? Natuurlijk, antwoordde ze. Ik heb mezelf ondertussen al zo lang zonder hem weten te redden, dat moet nu ook wel lukken. Maar over konijnen gesproken, heb je zin om binnenkort weer eens samen uit eten te gaan. Ik ken een restaurant hier bij mij in de buurt waar ze nu in de winter de meest geweldige wildgerechten op de kaart hebben staan. Even aarzelde ik, maar die aarzeling duurde niet veel langer dan een nano-seconde. ‘Dat klinkt heel verleidelijk, maar toevallig ga ik morgen zelf een tijdje naar het buitenland en ik weet nog niet wanneer ik terugkom. Een beetje rondreizen, je kent het wel. Maar ik beloof je: zodra ik terug ben, ben jij die eerste die ik bel.’

[img]http://dump.bradleygill.com/picture/bunny.jpg[/img]

Categorieën: Mannen & Vrouwen

10 reacties

adriaantje · 13 juli 2008 op 17:56

Mooi geschreven, herkenbaar verhaal! En wat een venijn zet er in de staart van dit nepkonijn!

SIMBA · 13 juli 2008 op 19:16

Toen ik de titel zag, wist ik niet wat ik kon verwachten. Maar het venijn zat dus in het konijnen-staartje 😀
Leuk, lekker leesbaar stukje met een mooi plaatje!

axelle · 13 juli 2008 op 20:57

Het tijdelijke voor het eeuwige inruilen?

Troy, als je dit op basis van 100% waargebeurde feiten neergeschreven hebt, dan begrijp ik niet waarom je haar in godsnaam nog mee uit eten vraagt!!

Eigen mening dus. :p Maar wel knap geschreven.

priet · 14 juli 2008 op 10:39

leuk stuk Troy, goed dat je – oké, de ikpersoon – zo overduidelijk besluit niet langer om deze verloren relatie te treuren. Het venijnkonijn weggooien lijkt me een mooi ritueel gebaar 🙂

ehhh axelle, troy vraagt toch niemand mee uit eten??

priet

Anne · 14 juli 2008 op 11:45

Heel goed gedaan Troy 😀
Leuk verteld. Goed plaatje.

axelle · 14 juli 2008 op 20:30

priet
en de laatste alinea dan, of volg ik helemaal niet meer?
“Nu ik je toch spreek, onderbrak ik haar. Vind je het goed dat ik Konijn aan de vuilnisbak toevertrouw? Natuurlijk, antwoordde ze. Ik heb mezelf ondertussen al zo lang zonder hem weten te redden, dat moet nu ook wel lukken. Maar over konijnen gesproken, heb je zin om binnenkort weer eens samen uit eten te gaan. Ik ken een restaurant hier bij mij in de buurt waar ze nu in de winter de meest geweldige wildgerechten op de kaart hebben staan. Even aarzelde ik, maar die aarzeling duurde niet veel langer dan een nano-seconde. ‘Dat klinkt heel verleidelijk, maar toevallig ga ik morgen zelf een tijdje naar het buitenland en ik weet nog niet wanneer ik terugkom. Een beetje rondreizen, je kent het wel. Maar ik beloof je: zodra ik terug ben, ben jij die eerste die ik bel.’”

Dees · 15 juli 2008 op 13:54

Genieten dit, geweldig geschreven en schitterende bunny met poisoned eyes.

KawaSutra · 15 juli 2008 op 23:59

Goed verhaal Troy. Doordat je niet consequent de leestekens gebruikt in de dialoog van de laatste alinea kan er wat verwarring ontstaan.

priet · 17 juli 2008 op 11:01

De ik (troy?) is degene juist die de uitnodiging afslaat lijkt me. 😕
priet :pint:

Troy · 18 juli 2008 op 16:15

Helemaal waar, Priet. Juist in die laatste zin zit het echte venijnkonijn 😉

Geef een reactie

Avatar plaatshouder