Rusteloos zit ik op het kleine witgepleisterde balkon. Boek op schoot, een glas water naast me op tafel. Elke tien regels kijk ik verstoord weer op. Waar zijn de ogen die ik al tien minuten op mij gericht voel? Over de rand van de afscheiding komt een enorm lieveheerbeest gekropen. Dreigend kijkt hij me aan. Voorzichtig schuif ik mijn plastic tuinstoel achteruit. Inmiddels probeert hij om op hoge poten naar me toe te lopen. Zijn stippen blijken, na beter kijken, niet mooi rond maar vervaarlijk hoekig en het formaat is minstens tien keer groter dan ik gewend ben. Terwijl ik me afvraag of hij mensenvlees lust, kijkt hij nog één keer, draait zich om en stampt weg. Mijn opluchting is tijdelijk. Ogen, ze prikken.

Nonchalant sta ik op. Mijn blik dwaalt door de pistacheboomgaard van de buren. De enige afwijkende boom staat voor mijn balkon en hangt vol rijpe pruimen. Een mooi donkerrood exemplaar vindt zijn weg naar mijn mond, waarna ik mijn zoektocht tussen het gebladerte weer voortzet. Daar, beweging! Hangend over het randje ontdek ik twee slome geiten. In plaats van hun ogen hebben zij hun kont naar me gekeerd.

Langzaam laat ik mijn blik over de ramen van de vrolijk gekleurde huisjes gaan. Het is zes uur in de ochtend, dus de meeste luiken zijn nog gesloten. Hier en daar hoor ik wel wat typische geluiden van een ontluikende dag. Gerommel in keukentjes, gemompel, zelfs het eerste irritante ringtoontje van deze ochtend klinkt schril door de stilte. Een vrouw hangt een vaatdoek over haar welig beplante balkon. Achter de begroeiing zie ik haar bewegen. Mij merkt ze niet op.

Weggetjes die als slakkensporen naar boven kruipen, leiden mijn ogen steeds verder naar de bergtop, waar de zon zich inmiddels overheen geworsteld heeft. Zij lacht het dorp vriendelijk tegemoet. De eerste straal die mij beroert tovert al zweetdruppels op mijn voorhoofd.
En dan, ineens zie ik ze. Twee zwarte grotogen. Donker kijken ze mij aan. Eén struikwenkbrauw spottend opgetrokken. De rotsmond in een vreemde grimas. Het bultige hoofd gaat op in de grote berg. “Waarom kijk je zo boos?” vraag ik zacht. Geen antwoord. De hele week kan ik mijn ogen niet van het bergwezen afhouden. Elke minuut lijkt hij een andere gelaatsuitdrukking te hebben. Alleen in de middag, als de zon vol op zijn bizarre hoofd schijnt, lacht hij breeduit.

De dag dat ik naar huis ga, kijk ik hem nog één keer aan.
Zacht wuiven zijn grasoren mij vaarwel.
“Tot ooit.”

Categorieën: Reisverhalen

Arta

Zijn. bewonderen, verwonderen, notuleren, opwaarderen; Het zijn zomaar wat steekwoorden, die voor mij onlosmakelijk zijn verbonden aan 'Schrijven'. *Overigens schrijf en reageer ik als arta natuurlijk op persoonlijke titel

8 reacties

pepe · 18 juni 2008 op 07:56

Ik was stiekem ff met je mee op je schouder ofzo.
Tijdens het lezen dacht ik ook al dit komt me bekent voor;-)

Het is weer een genot dit te mogen lezen en dan te mogen denken ’tot ooit Arta’ en ik weet dat dat ooit helemaal niet zo lang duurt.

Tot ooit dus

SIMBA · 18 juni 2008 op 08:22

Enorme lieveheersbeest, een lachende berg..op welke planeet was jij? 😀
Een mooi verhaal!

lisa-marie · 18 juni 2008 op 09:53

Je neemt mij helemaal mee in deze vroege ochtend.
Prachtig gedaan! 😀

Gewoon nog een keer terug gaan om te kijken hoe de berg erbij staat.

[quote]Terwijl ik me afvraag of hij mensenvlees lust, kijkt hij nog één keer, draait zich om en stampt weg.[/quote]
Lust hij zeker 😆 😆

pally · 18 juni 2008 op 17:40

Een hele mooie dialoog met de natuur, Arta. De berg die gaat leven omdat jij hem tot leven wekt en de zon verandert met het uur de gelaatsuitdrukking. Rustig vanaf jouw balkon gezien, heeft het iets beschouwends.

groet van Pally

Li · 18 juni 2008 op 19:16

[quote]Weggetjes die als slakkensporen naar boven kruipen, leiden mijn ogen steeds verder naar de bergtop, waar de zon zich inmiddels overheen geworsteld heeft.[/quote]

Mooi, mooi, mooi.
Dankjewel, ik heb meteen weer heimwee 😉
Naar de witgepleisterde balkonnetjes, de prachtige bougainvilleawatervallen en de indrukwekkende monsterbergen.
Zucht.

Li

KawaSutra · 18 juni 2008 op 22:44

Mooi ingetogen opgebouwde spanning. Want die twee ogen zijn doorlopend op de achtergrond aanwezig. En dan die plotseling opduikende ontknoping door een natuurfenomeen dat je alleen ziet als je het wilt zien.
Heel mooi Arta! En wat een geweldig gevonden titel!

WritersBlocq · 18 juni 2008 op 23:47

De titel is top.
Alles eronder ook, maar nog lang niet jouw top.
Mens, wat schrijf je toch lekker, en nooit over de top.

Liefs van de slakkensporenmetaforenliefhebster 🙂

arta · 19 juni 2008 op 22:29

Oooh, wat een fijne reacties!!!
@ Peep: tegen jou zeg ik: “Tot gauw!”:-)
@ Sim: Op de keelpijnplaneet: Aegina!8-)
@ Lisa M: Brrrr…die beesten zijn daar helemaal niet lief en ook geen heren.:-D
@ Pally: Dank je wel!!:lach:
@ Li: Het was mijn eerste keer in Griekenland, maar ik wil terúúúg! 🙂
@ Kawa:Tnx! Het was inderdaad mijn bedoeling om een heel traag ‘ander’ reisverhaal te schrijven met subtiel die prikkende ogen op de achtergrond.:-P
@ Slakkensporenmetaforenliefhebster: Wat een tópreactie!:-D

Geef een reactie

Avatar plaatshouder