Op het zonovergoten terras van het enige etablissementje dat althans nog enige gastvrijheid uitstraalde, streek het gezelschapje gezellige mensen neer. En ogenblikkelijk wist ik dat het niets meer zou worden met dat plaatselijke sufferdje voor me. Ik hou, althans als ik wat verder van huis ben, van die lokale blaadjes. Geredigeerd door de dorpsonderwijzer-met-te-veel-vrijetijd, de handige zakenjongen die het gat in de markt gevonden denkt te hebben of de miskende dichter op zoek naar de broodnodige compensatie. Het minibusje had kort te voren nog net een plaatsje weten te bemachtigen op het bescheiden pleintje voor de dorpskerk. Na een kort toespraakje van een overduidelijk verantwoordelijke functionaris met een indrukwekkende map, waaierde de groep van circa twintig mensen weldra in twee- en drietallen uiteen.
Een tiental besloot, na vliegensvlug de plaatselijke horeca gescand te hebben, collectief dat het ‘mijn’ terras moest worden.
Een personeelsdagje, dat was duidelijk.
Een basisschool uit de Randstad.
Amsterdam.

Natuurlijk mochten ze de lege stoelen aan mijn tafeltje annexeren, ga vooral je gang, en even later stond alles wat er aan meubilair op het terras te vinden was in een oergezellige kring.
Mijn vader zaliger, hoofd ener school van de oude stempel, zou zich drie keer omdraaien in z’n graf bij de aanblik van dit geheel eigentijdse zooitje ongeregeld waaronder ik zeker 4 glanzende campingsmokings telde. De drie bekende streepjes strak langs de bies.
De tijden veranderen.
Ze hadden zich, zo bleek al snel, ontworsteld aan de iets te ruim bemeten culturele poot van het dagprogramma dat de sneue bovenschoolse manager Frank, in zijn vrije tijd nog wel, met ongekende toewijding voor z’n nogal heterogeen samengestelde clubje had uitgedokterd.
De kaasboerderij en de botanische tuin zouden het, zoals het er naar uitzag, moeten doen zonder de belangstelling van deze dissidenten. Ook de gratis demonstratie niet westers kantklossen voor dummies waarvoor Frank nota bene een plaatselijke vrijwilligster had weten te strikken, stond van meet af aan onder zware druk. En als die donkere wolken in de verte inderdaad gingen waarmaken wat ze leken te beloven, zou ook de fluisterboot die Frank gereserveerd had voor een gezamenlijke biologische speurtocht in het aanpalende plassengebied angstig leeg blijven.
De besluitvorming had duidelijk al in een eerder stadium plaatsgevonden: ze gingen slechts voor de traditionele barbecue die gepland was om een uur of zes.
De tussenliggende tijd was een kwestie van overleven.
De pure recalcitrantie spatte er van af.
Wat of Frank wel niet dacht. Ze waren een daggie uit. En dat wilden ze weten ook. Een knappe jongen die ze van dit terras kreeg.
Als eerste moest Leny het ontgelden. Een schichtige, voortdurend blozende, plaatselijke vmbo-schoonheid die, om haar pubervakantiereisje per bus naar de discotheken en de sangria’s van het Spaanse Salou te betalen, een paar weken de handen lichtelijk onhandig uit de mouwen stak op dit terras.
Meester Jaap van groep 5 legde voor z’n schaterende gehoor een ontluisterende proeve van bekwaamheid af op het terrein van hedendaags seksisme die z’n weerga niet kende.
Het kan kennelijk allemaal nog erger dan ik in m’n stoutste dromen vermoedde.
Maar de klant is koning. Met het schaamrood tot diep in haar schuchtere decolleteetje liep ze af en aan om de glazen te vullen.
Bier en rosé.
Ik nipte achter m’n krant aan m’n espressootje.
Het was tien uur in de ochtend.
Er ontrolde zich een boeiende conversatie die een aardig inkijkje gaf in het reilen en zeilen van een moderne, volledig ge-update basisschool waarvan de leiding, als je het gemor moest geloven, uit louter minkukels bestond. Weldra stond als een paal boven water: over de persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP) en over competenties van het personeel, zeker op taalgebied, hoeven we ons absoluut geen zorgen te maken.
Assie denkt dawe met die flauwekul meedoen, hep ie ze eige mooi vergist, bracht juffie Soraya (groep 2) gedecideerd in het midden.
Bijval alom.
De ene na de andere pikante oneliner vond vervolgens moeiteloos z’n weg over het terras. En over Frank die in de verte in het gezelschap van een paar bleke, kersverse collega’s die nog niet helemaal ingevoerd waren in de mores van een Amsterdamse basisschool, onopvallend probeerde niet te zien wat zich op het terras afspeelde: As hun dat nou wille, moete hun dat toch vooral doen!

En toen begon het zingen.
Eerst de onschuldige liedjes. Vervolgens de perverse versie van het kinderrepertoire uit het basispakket van de school dat zelfs door twee medewerkers van allochtone origine moeiteloos werd meegezongen. Daarna denderden de canons uit mijn oude doos in drie partijen vanaf het terras de dorpsstraat in: ‘Nu gaan wij naar buiten, waar de vogeltjes fluiten’, ‘De klokken van Haarlem’.
Ik had ze moeiteloos kunnen meezingen.
Bij ‘Een potje met vet’ braken bij mij de vliezen. Daar kon zelfs het plaatselijke krantje niet tegen op.
Ik slurpte haastig m’n tweede espressootje weg, gaf Leny een vette fooi waar Salou straks ongetwijfeld de vruchten van plukt en verliet onder daverende toejuichingen het terras.
Nee, met dat onderwijs van ons zit het wel goed.

Categorieën: Maatschappij

3 reacties

SIMBA · 29 juli 2008 op 09:01

heerlijk vanachter je krantje gluren bij de buren…

Teunis · 29 juli 2008 op 14:45

Ik vind het wel een aardig verhaal, maar ik stoor me hier en daar een beetje aan de opeenstapeling van bijvoegelijke naamwoorden en lange zinnen. Soms gebruik je een paar staccato korte zinnen achter elkaar. Dan heb ik mijn aandacht er meteen weer bij.

Groeten Teunis

KawaSutra · 31 juli 2008 op 01:33

Niet zo vloeiend leesbaar, dat ben ik met Teunis eens. Maar een dankbaar onderwerp om eens lekker over uit te weiden.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder