Kleuteruurtje

Ik ben nogal speels. Zozeer zelfs dat mijn vriend regelmatig, in verschillende, af en toe méér maar meestal minder vleiende bewoordingen verzucht dat ik naast onze twee kinderen het derde exemplaar ben.

Met hart en ziel

We gaan met het kleine busje naar de stad. Zoals altijd is het busje stampvol als we instappen. Desalniettemin friemelen mijn kinderen zich handig voor mij naar binnen en werken zich efficiënt naar de paar geliefde plekken aldaar, rechts naast de chauffeur, zonder dat ik er iets aan kan doen.

Vader- en moederdroom

Ik slaap. In het bed in de woonkamer waar we uitzicht hebben op onze naar beneden toe aflopende tuin en op de buurberg aan de overkant van het dal. Overdag is dat uitzicht ons mooiste meubelstuk, maar dat zie ik nu niet, ik slaap.

Tram

Ik zit in de tram. Plotseling remmen we hevig, wat gepaard gaat met luid gerinkel, van onze tram afkomstig. Nog net zie ik op dat zelfde moment een jonge vrouw met een jongetje aan de hand vlak voor de tram oversprinten; het jongetje wordt bijna de lucht in gezwiept zo hard trekt de vrouw hem mee. De hele traminhoud schokt naar voren en BAM we staan stil.

Vieze vrouw.

Ik ben een sloddervos. En dat is dan nog zacht uitgedrukt.
Ergens in een hoekje van mijn geest gilt wanhopig nog steeds, af en toe, een klein propje weerstand: ‘Ja maar wij kunstenaars, wij mogen dat! Wij hoeven niet netjes, onze innerlijke gloed maakt alles goed!’ Maar dat propje raakt steeds voddiger en vuiler en verstopt hoe langer hoe meer mijn gehoorgang- nee- mijn stoelgang- nee- mijn….mij! Het verstopt mij.