Zelfbeeld
“Zie me daar nou in volle glorie staan. Dat witter dan wit bovenlijf met een veels te dikke onderbuik. Net een rond tonnetje.”
Ik knijp hard in de vetrolletjes boven de elastische band van mijn onderbroek.
“God, o God. En dan die ingevallen kippeborst met dat toefje borsthaar. Gelukkig heb ik nog zongebruinde onderarmen en kop aan deze zomer overgehouden. Jammer, dat het zo vloekt met de oogverblindende witheid van de rest. En met die wallen en groeven is het net alsof ik weken onder een brug heb geslapen. Hoe raak ik in godsnaam dit vetgemeste, ongetrainde lijf kwijt. Een echte zetelpatat, zouden mijn Belgische vrienden zeggen.”