Inkt

Een koele ochtendbries streelt mijn gezicht als ik slaperig mijn hoofd naar buiten steek. Geschrokken verlaat een spin haar met glanzende dauwparels behangen web en zoekt haastig een veilig heenkomen achter de loshangende verfbladders van het kozijn.

Un fiu

[i]Joppet is zijn naam. Tenminste, zo noemt hij zichzelf, als hij leert spreken.[/i]

[i]Mijn kleine jongen niemandsverdriet.[/i]
[i]Draait aan de knoppen van de radio,[/i]
[i]als hij denkt dat niemand het ziet.[/i]

Panta Rhei

Ik neem plaats op de laatste lege stoel. Tevreden wrijf ik met de punt van mijn hemd de regendruppels van mijn bril. Als ik hem weer opzet kijk ik tegen een streep blote damesbuik.
Mijn blik glijdt over een zwart T-shirt en een stalen dienblad omhoog. Terwijl ze met een doek mijn tafeltje schoonveegt kijkt ze mij vriendelijk aan.

De eenzame klompen

Met opgetrokken schouders en zijn kraag omhoog loopt een man over de dijk. De motregen maakt, samen met de klonten klei van de tractorbanden, de weg vies en glibberig. Onverwachts neemt hij een aanloopje en schopt in de herfstbladeren langs de kant van de weg. Geschrokken stuiven roodgepluimde fazanten, luid kakelend, uit de struiken. De schapen in het weiland kijken op maar gaan even daarna gewoon weer door met grazen.

De eerste keer.

Het is al eind oktober, maar toch is het nog heerlijk hier in de zon. Ik zit op het beschutte terras achter in Oma’s tuin en ik denk aan gisteravond. Met een gelukzalige blik in mijn ogen kijk ik over het nog frisgroene gazon. Verderop, achter de weilanden, zie ik de contouren van ons dorp aan de horizon. Flarden geluid van kerkklokken roepen de gelovigen uit de omtrek op voor de zondagsdienst.