Koud washandje op mijn voorhoofd.

Er worden nogal veel boeken geschreven.
Erger mij daar wel eens behoorlijk aan. Niet elke keer dat er een boek verschijnt, maar het zal er niet ver naast zitten. Om maar niet te zwijgen over boeken die door mannen zijn geschreven, want daar heb ik helemaal de pest aan. Trouwens vrouwen kunnen ook behoorlijke rotboeken schrijven.

De dood, en niks dan de dood

Er zijn van die dagen dat ik werkelijk niet begrijp, dat niet iedereen schreeuwend de straat op rent en schreeuwt: “De dood, de dood, we gaan allemaal dood” Net alsof de paniekaanval synchroon moet gaan met de paniek van alle mensen.

Lieve Moeder

Lieve Moeder, uw lievelingszoon is terug van vakantie. Gelukkig heeft u maar een zoon. Maar u heeft wel nog een dochter, maar dat geeft niet. De vakantie duurde vier dagen. Dat was lang genoeg. De eerste dag mochten wij inchecken tot zes uur, volgens de nutteloze meneer van het reisbureau. Maar volgens de receptie in Hardenberg was het vier uur.

Ik moet dit echt noteren.

Nu zit ik thuis. Ik werk niet. Vrouwen zijn weg, kinderen zijn weg. Mama woont in een andere stad.
Ik was een boek aan het lezen. Ik raakte verward. Ik heb het boek tussen andere boeken teruggezet. Nu weet ik niet meer welk boek ik aan het lezen was. Ik moet dat boek nu terugvinden: het is een zaak van leven en dood. Want dat boek dat ik zoek, dat moet ik zeker niet lezen. Ik raak daar immers verward van. Het brengt me terug bij mijzelf.