Geslaagd

Ik ging dromend door het leven, niet iemand die last had van slapeloosheid. Het was al laat. Te laat. Een kwartier te laat. Op dit moment heb ik een jaar gewacht, of misschien nog wel langer.

Kom terug

Je bracht een zonnestraal toen je kwam, maar liet de vrieskou achter toen je ging. Ik voelde me koud en verloren, ik voelde me als een zwerver in een oktobernacht. Het ijs dat je hebt achtergelaten is nog niet helemaal ontdooid, en dat zal het ook nooit helemaal doen. Mijn verdriet zal net zolang blijven als de hoop op een goede afloop, terwijl ik deze hoop evengoed kan opgeven.

Blaadjes van de bomen

Daar stond hij dan. Zijn prikstok in de aanval; een aanval op het blaadje dat zich ongewenst op de grond van zijn baas vestigde. De grond van de baas is heilig, heiliger dan welke bisschop dan ook. Weinig werklieden zijn nog zo gemotiveerd in deze tijd van de kredietcrisis, maar hij wel. Hij deed wat men hem zei. Geen type dat plannen in de war schopt, want in de war was hij zelf al.

Verdoving

‘Hoe gaat het nou met je vrouw?’
Ik keek door het raam naar buiten. Ik kende de vraag, maar het antwoord moest ik altijd schuldig blijven. Ik was drieëntwintig toen ik haar leerde kennen in de boekhandel waar ik werkte. Drieëntwintig en onervaren, zoals er wel meer zijn. Haar diepzwarte haar in combinatie met de katachtige ogen deed me blozen. Nu zijn we achttien jaar getrouwd. Dit doet me nog steeds blozen, maar nu als schaamte.

Natuurlijk

De zon brandt aan de hemel en verhit moeder aarde als zijnde het een sensuele vrijpartij. De lente is begonnen en dat is te merken. Uit mijn raam kijk ik op de met auto’s bezaaide weg. Groen, geel, rood en blauw zijn enkele kleuren die deze auto’s hebben; meer kleuren dan dat de regenboog ons voorschotelt. Toch hebben deze felle kleuren iets treurigs; het zijn niet de kleuren van de voetbal, autoped of de felroze kinderfiets. Het is een te droevig uitzicht voor deze tijd van het jaar. Het uitzicht dwingt me om afscheid te nemen van deze omgeving. Tijdelijk althans.