Stilzwijgend zit ze hier iedere dag. Af en toe een mompel en zo nu en dan een zucht, maar daar blijft het bij. Ze hoeft nergens heen en ze wacht niemand op. Heel soms komt ze naast me zitten, in het spitsuur wanneer alle banken bezet zijn door billen, tassen en koffers. Haar blik is strak en ze lijkt ieder die haar passeert te observeren. Mijn vermoeden zegt dat ze hier is om de pijn van eenzaamheid te verzachten, te midden van de mensenmassa. Als ik op een ochtend uitgeput van het rennen op het spoor aankom, zie ik dat de trein net zijn deuren sluit. Ik plof neer op het koude, metalen bankje en het duurt niet lang voor zij naast mij komt zitten.
“Ik hoor je denken, maar het valt wel mee.” Zegt ze uit het niets. Ik kijk haar wat onthutst aan. “Ik hoef geen medelijden, ik ben niet zielig. Dit is mijn manier van genieten.” Ik voel me betrapt en er kleurt schaamrood op mijn wangen. “Ik vind het heerlijk om hier te zijn.” Ze glimlacht als ze praat terwijl ze een blik werpt naar de menigte. Ik kijk met haar mee. “Dertig jaar wist ik niet wat ik echt wou, wat mij gelukkig kon maken. Ik was wel tevreden, maar niet voldaan.” Ik voel dat dit een lang gesprek gaat worden.
“En dan komt er een moment dat je gaat nadenken.” Ze nipt aan haar koffie. “De waarheid was hard, ik bleek te zijn gestopt met leven.” Ik frons mijn wenkbrauwen en zij glimlacht opnieuw. “Ik werd geleefd door mijn omgeving. Mijn leven bestond uit verplichtingen, opgelegd door anderen. Elke week was een kopie van de week ervoor, met zo nu en dan een uitzondering. Ik deed maar.” Ik vraag me af of een leven lang ronddwalen op een perron beter is dan een leven lang geleefd worden.
“En toen ontmoette ik hem hier.” Haar ogen gaan stralen en haar mond vormt een brede glimlach. “Ik wachtte op mijn trein en hij ging naast me zitten, op dit bankje.” Ze aait met haar hand over de leuning van het bankje alsof het een kostbaar voorwerp is. “Hij intrigeerde mij zo intens, hij was zo fascinerend.” Ze knijpt haar ogen tot spleetjes en klemt haar handen om haar koffiebeker. “Vanaf dat moment spraken we hier iedere morgen af. We analyseerden en filosofeerden uren lang. Ik stopte met werken en verliet mijn man. Ik wou bij hem zijn ook al was er geen liefde. Er was aantrekkingskracht. Als magneten werden we naar elkaar toegetrokken.” Mijn trein komt binnenrijden, maar ik besluit te blijven zitten. “Hij liet mij voelen dat ik niemand nodig heb om compleet te zijn. Door mijn ontmoeting met hem, ontmoette ik mijzelf. Elk moment met hem, was een moment waarin ik mijzelf ontdekte.” Mijn nieuwsgierigheid groeit naar iedere zin die ze uitspreekt. “Op een dag voelde ik me zo licht, het leek alsof ik vleugels had.” Ze spreidt haar armen en werpt een blik naar de lucht. “Ik voelde me zo gelukkig, zo compleet, terwijl ik materialistisch gezien niets meer bezat. Maar ik had mezelf, en ik hield van mezelf. Dat maakte mij compleet.” Mijn nieuwsgierigheid heeft mij in zijn macht en voor ik het weet is mijn vraag uitgesproken. “En hij?” Met grote ogen kijk ik haar aan. Ze slaat haar ogen neer en er ontstaat een stilte. “Hij had zichzelf allang gevonden. Hij heeft geleefd, hij was compleet en voldaan. En nu is hij daar.” Wederom werpt ze een blik omhoog. Ik begrijp het en besluit te zwijgen. “Maar af en toe komt hij bij me zitten.” Ze kijkt naast zich. “We hoeven niet meer te praten, we hebben alles gezegd.” Ze knikt tevreden. “Ik weet wat ik wil en ik ben klaar om mijn weg weer op te gaan.” Op mijn gezicht verschijnt nu ook een glimlach. “Ik wacht op zijn sein, dan nemen we afscheid en sla ik mijn vleugels uit.”

Categorieën: Maatschappij

6 reacties

LouisP · 29 maart 2009 op 14:18

A.
heb net een paar van je korte stukjes gelezen. En die vind ik goed. Waarschijnlijk doet de bladspiegel en de lengte van dit stuk minder uitnodigen tot echt aandachtig lezen. Ik heb het wel geprobeerd en ondanks dat ik het goed geschreven vind kreeg ik niet het gevoel van de eerdere kleinere stukjes.

L.

pally · 29 maart 2009 op 15:21

Ik vind het een mooi stukje, Anneda. Toch voelt het een beetje als overcompleet. Een dialoog waarin alles wordt uitgesproken en geen elementen zitten die de lezer aanzetten tot gissen of zelf invullen. Geen stiltes ook, die hier heel suggestief zouden kunnen zijn. Ik hoop dat ik goed uitleg wat ik bedoel.

groet van Pally

Mien · 29 maart 2009 op 18:13

Wat goed dat je nu een langere tekst hebt durven schrijven. Aanvankelijk werd ik op een dwaalspoor gezet, wat erg toepasselijk is op een treinstation. Je hebt me mooi meegenomen in je verhaal. De titel vind ik ook sterk gekozen.

Qua lay-out behoeft je column wel verbetering. Hiermee bedoel ik meer witregels gebruiken en de gesproken teksten en gedachtegangen op nieuwe regels laten beginnen. Dat leest prettiger.

Mien

KawaSutra · 29 maart 2009 op 21:40

Intrigerend, zo’n ontmoeting. De trein halen is dan ineens niet zo belangrijk meer.
Mooie levenservaring.

Nana · 30 maart 2009 op 15:10

Het is toch aardig beeldend geschreven. Met wat meer wit en wat minder zinnen zou het nog sterker zijn geworden!

Ma3anne · 31 maart 2009 op 17:38

Je laat je trein gaan om de vrouw haar monoloog af te laten maken, schrijf je. Als dat echt zo is, verdien je een medaille.
Mooi stukje.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder