Hij pakt de schep en begint te graven. Hij heeft er weinig zin in, maar het moet gebeuren. De grond is bikkelhard door het te lang uitblijven van enige regen van betekenis. Het maakt het graven er niet echt makkelijker op. En dan die verstikkende hitte. Het is 30 graden en dat maakt dat het zweet na enkele minuten uit al zijn poriën stroomt. Zijn shirt heeft hij al uit gedaan, zodat hij met ontbloot bovenlijf aan het werken is. De schaduw van de grote eik maakt iets goed, maar niet veel. Het is gelukkig een oude eik, zodat de wortels diep in de grond zitten en hij daar dus weinig last van heeft bij het graven.

Hij veegt het zweet uit zijn gezicht en laat een zwarte veeg achter op zijn wang. Inmiddels is hij door de harde laag heen en merkt hij dat het scheppen iets eenvoudiger gaat. Maar het zal nog veel zweet kosten om de kuil diep genoeg te maken. Dat weet hij uit ervaring, want het is niet de eerste kuil die hij graaft. De man weet dat als hij eenmaal in zijn ritme komt, het graven bijna als vanzelf zal gaan. Als het maar wat minder warm zou zijn, dan was hij al klaar geweest. Het brandende zweet dat telkens in zijn ogen loopt maakt hem langzaam gek. En dan die dorst. Zijn keel voelt aan alsof hij zand heeft gegeten. De gedachte aan een koud biertje verdringend, gaat hij door met graven en een half uurtje later staat hij tot zijn heupen in de kuil. Nog een klein beetje dieper en dan heeft hij de benodigde diepte bereikt. Hij begint zijn armen nu toch wel te voelen.

Hij kijkt jaloers naar zijn collega die niet veel meer heeft gedaan dan kijken hoe hij werkt. Nu komt zijn collega eindelijk in beweging, kijkt naar de kuil en zegt dat het wat hem betreft zo wel goed is. Glimlachend pakt zijn collega twee ijskoude flesjes bier uit de koelbox die naast de oude eik staat. Behendig opent hij de beide flesjes door ze met de kroonkurken aan elkaar te haken. De man pakt het flesje aan en gaat op de rand van de kuil zitten. Hij gooit zijn hoofd naar achteren en laat genietend het goudgele bier zijn dorstige keel inlopen. Een flinke boer ontsnapt uit zijn keel, overstemt door de harde knal uit het pistool.

Jan van Oranje
www.janvanoranje.nl


Jan van Oranje

Onder het kopje 'In naam van Oranje...' publiceert columnist Jan van Oranje al enige tijd zijn goed gelezen columns. De columns zijn te lezen in Viva! Magazine maar ook op: www.janvanoranje.nl, facebook.com/jan.v.oranje, janvanoranje.blogspot.com en op twitter.com/janvoranje. Oh ja, Jan heeft extreem dyslectische vingers, dus vergeef hem zijn kleine schrijffoutjes.

6 reacties

van Gellekom · 16 juni 2016 op 22:57

Best wel veel wat je nog over een kuil kunt schrijven. Prima stijl

J.oost · 16 juni 2016 op 23:15

Goed geschreven, ik loop alleen een beetje klem op het einde. De man en zijn collega.. ligt de man nu in de kuil of zijn collega? Ik denk de man, maar dit klopt niet met het begin van het verhaal dat hij al meer van deze kuilen heeft gegraven. Hij heeft dit vaker gedaan, dus is de toekijkende collega na het aanbieden van het koude biertje de pineut, of toch niet?

NicoleS · 16 juni 2016 op 23:25

Mooi geschreven Jan?

Mien · 17 juni 2016 op 10:01

Een mild western. Leuk.
Alleen enige regen klinkt zo vreemd. Tenzij je regen natuurlijk enig vindt. De meesten vinden van niet. Uitzondering op de regel wellicht? Ook dat kan. Misschien beter: van regen van enige betekenis.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder