De oude autobus is schokkend en luid rammelend in de nacht tot stilstand gekomen. Voor in de bus zie ik de chauffeur een klein lampje aan doen en naar me gebaren dat hier onze wegen zich zullen scheiden. Ik pak mijn rugzak en loop door het gangpad tussen de onverstoorbaar doorslapende passagiers naar de deur. Na op een zandpad te hebben gewezen en een kort Buenos Noches sta ik op het door de volle maan beschenen asfalt en hoor het lawaai van de vertrekkende autobus langzaam wegsterven in de geluiden van het oerwoud. Het zandpad verdwijnt tussen de donkere schaduwen van de bomen in het niets. Aanlokkelijk ziet het er niet uit maar ik verman mijzelf, gooi mijn rugzak over mijn schouder en begin het zandpad af te lopen. Onder de bomen ben ik blij dat de maan hier en daar door het bladerdak op het pad schijnt zodat ik nog kan zien waar ik loop. Het pad kronkelt tussen bomen en lage begroeiing door en bij elke bocht vraag ik me af wat me te wachten staat en vooral hoe lang het nog zal duren voordat ik weer iets van lichtjes, huizen of mensen zal zien. Het pad loopt langzaam omhoog en op een heuvel aangekomen zie ik onder mij een klein gehucht liggen. Opgelucht begin ik aan de afdaling, hopende nog iets van een maaltijd en een slaapplaats te kunnen vinden.

Een oud bord met grote zwarte letters erop zegt me dat het gehucht de welluidende naam Erongaricuaro draagt. Rond een pleintje waarop allerlei straatjes uitkomen staan kleine huizen waarvan de luiken stevig gesloten zijn. Een wat groter gebouw is het hotel maar ook daar is alles stil. De paar lantaarns die aan de huizen zijn bevestigd zetten alles in een zachte gele gloed. In het midden van het pleintje staat een fontein die lang geleden de laatste druppel water prijs heeft gegeven. Na de nachtelijke geluiden in het oerwoud is de intense stilte op het pleintje bijna oorverdovend. Het geeft me een beklemd gevoel waar ik me tegen verzet door mezelf te vertellen dat als er niets is me ook niets kan overkomen. Toch bekruipt me het ongrijpbare gevoel dat iets naar me kijkt. Ongemakkelijk kijk ik rond en neem alles nog eens goed in me op. Een gehucht zoals zovele andere gehuchten in Mexico met dit verschil dat hier alles hermetisch afgesloten is. Toch kan ik zien dat hier mensen wonen aan al die dingen die mensen buiten laten staan als ze gaan slapen.

Na nog een blik op de gesloten deur van het hotel te hebben geworpen nestel ik mezelf maar op een bankje bij de fontein. Met mijn hoofd op mijn rugzak, een hongerige maag en mijn knieën opgetrokken tot onder mijn kin hoop ik wat slaap te kunnen krijgen. Plotseling zie ik vanuit mijn ooghoek een schaduw bewegen in een van de donkere straatjes. Een zacht, onheilspellend gegrom doet me rechtop zitten. Ineens staren twee felle, intens gele ogen mij aan. Verstijfd van schrik staar ik terug tot ik besef dat de ogen langzaam dichterbij komen. Achter de ogen doemen nog meer schaduwen op.
En ogen …..veel ogen! Honden….grommende honden.

De meute honden niet uit het oog verliezend sta ik uiterst langzaam van het bankje op. Met het lage muurtje van de fontein in mijn rug, mijn rugzak in mijn armen geklemd, schuif ik behoedzaam van de honden weg. De meute volgt, niets aan hun aandacht ontgaand, al mijn bewegingen, klaar om zich op me te werpen. Stap voor stap ga ik achteruit tot ik iets onder mijn voet voel liggen. Een steen, net groot genoeg om in de palm van mijn hand te passen. Langzaam laat ik mijn rugzak zakken, buk me en raap de steen op. Koud maar geruststellend ligt de steen in mijn hand. De hond met de gele ogen heeft loerend toegekeken en komt nu tergend langzaam en dreigend met opgetrokken lippen op me toe geslopen. Mijn hand met de steen daarin beschrijft een grote boog en op het juiste moment laat ik de steen los. In verstilde beelden zie ik de steen een rechte lijn trekken en de hond hard tussen de gele ogen raken. De hond kijkt mij woest maar ook ontzet aan, het grote lichaam met de brede borst trilt en langzaam zijgt de hond op zijn voorpoten neer waarna het lichaam met een zacht doordringend gehuil volgt. De andere honden staan verschrikt achter hun leider stil en janken zachtjes, wetende dat hij nooit meer op zal staan.

Nadat de honden een voor een in de duistere straatjes zijn weggeslopen ga ik met nog steeds het hart in de keel op het bankje bij de fontein zitten. Het besef van tijd komt langzaam terug nu de eerste zonnestralen van een nieuwe dag op het plein vallen. En op de hond. In het eerste licht ziet de hond er nog steeds angstaanjagend groot en gevaarlijk uit. Vanuit het linkeroog heeft wat bloed een rood spoortje getrokken door de vaal witte vacht naar de bek vol vervaarlijke tanden.

Het geluid van een grendel die weggeschoven wordt doet me opkijken. Een kleine jongen komt naar buiten, opent de luiken van het huis en kijkt vervolgens rond. Als hij me opmerkt geeft hij mij zijn volle aandacht. Nieuwsgierig naar de vreemdeling komt hij langzaam met een boog naar me toe gelopen. Totdat hij de grote hond ziet liggen. Hij schrikt en ik zie een huivering door hem heen gaan. Hij draait zich om en rent luid schreeuwend; “el monstruo este muerto” terug naar zijn huis. Opgeschrikt door het geschreeuw komen overal mensen uit hun huis naar buiten. Even later staat men op eerbiedige en vooral veilige afstand de roerloze hond te bekijken. De blikken gaan sluiks van de hond naar mij en terug. Goedkeurend, zacht gemompel en een beleefd “buenos dias” zijn mijn deel. De jongen staat samen met zijn moeder tussen de mensen te kijken. Plotseling vraagt hij iets aan zijn moeder die hem glimlachend een antwoord geeft. De jongen komt schuchter naar me toe en vraagt me of ik bij hen “chile con carne” wil komen eten. Heel graag, toch nog een maaltijd, als het maar geen “chile con perro” is!!!

Categorieën: Reisverhalen

8 reacties

DriekOplopers · 21 september 2007 op 17:57

Een mooi opgeschreven avontuur, erg goed gedaan. Past inderdaad in de categorie “Reisverhalen”.

Enne…

Welkom hier.

Driek Oplopers
flutcolumnist te Amsterdam

lagarto · 21 september 2007 op 18:41

Chile con carne?…Trek eens aan mijn vinger?
Welcom Deer Montana.
Ben benieuwd naar je volgende.
Groeten Lagarto.

pally · 21 september 2007 op 19:05

Spannende en heel fraai geschreven column.
Zeer welkom hier!

Pally

SIMBA · 21 september 2007 op 19:12

Prima debuut, welkom op CX.

Dees · 22 september 2007 op 10:14

Het was el perro, of jij dus. Ik vind dit schitterend geschreven. Ik zat echt naar het einde te ademlozen en zag je omgeving, voelde je angst en je kleine stukje heldenglorie.

Carne de perro is misschien helemaal niet zo vies, hoewel, met een hondsdolle hond (wellicht) weet ik ook niet of het erg gezond is.

Een heel klein puntje van kritiek, ik vind wel dat als je vreemde talen verwerkt in je column, ook die vreemde taal goed geschreven zou moeten zijn. When in doubt: babelfish.altavista.com kan soms soelaas bieden.

Grtjs,

Dees

Li · 22 september 2007 op 13:35

Gesmuld!
Zo lust ik er nog wel een paar.

Li

pepe · 24 september 2007 op 08:17

Zeker een mooi reisverhaal

Welkom hier en op naar nog meer leesplezier

KawaSutra · 6 oktober 2007 op 02:04

Deze ook nog maar even gelezen. Prima reisverhaal, prachtige stijl.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder