Op ’n apart stuk luchtplaats staat ‘n psychopaat of vijftig braaf op ’n rij.
’n Man rust uit in ’n arbri. Naast zijn zitplaats staat ’n stok. Zijn naam is Arthur. Ik las bij zijn inkomst dat Arthur ’n poot van hout had dus matig loopt maar daar stond ook bij dat hij blind is. Arthur ging ooit ’n paar maal door ’t lint. Hij slacht ’n man af voor ’n pak shag, maar ook voor niks. Als hij maar in zijn buurt komt. Op dinsdagmiddag is ’t voor wat onguur lui sportuur. ’n Inrichtingsarts zorgt voor wat doping voor ’t volk dat inspanning matig uithoudt, of ’n pil wat hun rustig houdt. Ik maak ’n afspraak dat als ’n bal hoog uit hun loopkooi knalt dat ’t tuig dat Adidas vijf gigantisch uitschopt ’t ook van ’t straat naast ’t spinhuis haalt. Ik hoop dat ’t aanslaat als grap. Natuurlijk is ’t riskant, als ik moordvolk vrijuit laat gaan. Zoals altijd krijg ik ’n glimlach, ook van ’n suïcidaal, wat straf is, omdat hij vrijdagavond nogmaals aan zijn hoklamp hing. Zijn maat in ’t kwaad trapt af. Ik buk op tijd. Bijna trof zijn schot mijn hoofd. Hij mist normaal nooit, hoor ik daarna op ’n bank.
Bij ’n sportpartij in ‘n nor gaat ’t hard. Vrij hard. In ’t warmst van hun strijd trapt of schopt ’t tuig dat vastzit in ’t rond. Dan pas gaan zij vrij uit. ‘Laat u gaan!’, gilt ’n misdadig midvoor spits. Half ’t strafkamp loopt op rood of maakt kans op ‘n schorsing van ’n paar jaar. Als ik fluit voor ’t slotakkoord, dan is ’t bal. Bij ’n rondo mag van Jack Jan, maar ook al wat rondloopt zijn rug op. ’n Hak, ’n bots of twaalf op ’t hoofd, ’t schijnt dat hij naar links trapt, maar ’n hoop man trapt daar in. Ooit was hij ’n vrij man, maar Jack snijdt graag in ’t lichaam van ’n vrouw maar vandaag is hij ook blij, vandaag is hij ‘n winnaar. Bij ’n handruk kijk ik naar ‘t hand dat mij vastgrijpt. Door ‘n indruk lijkt zijn duim wat wit. Hij is blij dat hij wint, want nu mag hij in ’t ligbad op ’t vlak. Hij houdt mijn hand lang vast.

Tik, tak, tik tak…..’t lijkt mijn of zijn hart maar ’t is Arthur, bijna onhoorbaar, bijna onzichtbaar volgt hij ons naar ’t badhuis. Hij loopt langzaam. Tik, tak, tik tak.. hij loopt mijn richting uit, zijn hand houdt contact aan ’n muur.

Categorieën: Thema column

9 reacties

Grumpy-old · 13 oktober 2011 op 12:58

Eloos issie. Leest niet zo prettig als een aantal vorige elosers 😉 . Hoewel de eerste alinea veelbelovend begint, krijg ik een beetje het gevoel dat de schrijver krampachtig geprobeerd heeft er een actueel thema in te breien.
Maar de eerste alinea vond ik wel erg goed.

Wie dit geschreven heeft .. ik denk aan Ferrara

sylvia1 · 13 oktober 2011 op 13:21

Tja, gevangenisbewaarder, dan moet ik aan LouisP denken, die heeft daar vaker over geschreven. Ook het woord ‘maat’ past bij hem, maar dan zou dit volgens mijn inschatting al minstens zijn derde zijn, en ergens vind ik dit stuk weer helemaal niet LouisP-achtig… Grumpy, omdat jij vrij kritisch bent in je reactie verdenk ik jou ervan. Ik gok dus Grumpy-Old.

Grumpy-old · 13 oktober 2011 op 13:31

Na al een aantal eloze columns wordt je automatisch toch wat kritischer. Maar ik heb m niet geschreven . Ik doe niet aan zelfkritiek 😀

Ferrara · 13 oktober 2011 op 14:51

Ik denk aan bouwjaar 54. Gezien de woordkeus zo hier en daar.

LouisP · 13 oktober 2011 op 15:06

’t Stuk is écht niet goed, leest voor geen meter. Je wordt inderdaad kritischer..

Kotsveulen, denk ik

Mien · 13 oktober 2011 op 15:40

Met schrijfhanden eloos geboeid. LouisP.
Zo slecht is ie nou ook weer niet.

Mien

DreamOn · 13 oktober 2011 op 20:49

Ik vind deze ook niet zo geweldig. Met al die ’n en ’t leest het onprettig. Het is juist de kunst om die lidwoorden zo veel mogelijk te ontwijken.

Harrie · 14 oktober 2011 op 11:23

LouisP

axelle · 15 oktober 2011 op 19:55

Teveel ”””, inderdaad

Geef een reactie

Avatar plaatshouder