De overduidelijk wat haastig aangeklede oma naast me in de wachtkamer van de Röntgen wond er geen doekjes om en kwam razendsnel tot de kern van de zaak.
‘Mam, zoiets vraag je toch niet’, suste de middelbare dochterlief , bij wie de outfit dezelfde sporen van haast vertoonde.
Alles duidde op een spoedje. De derde generatie die in het kekke speelhoekje zich luid knorrend van tevredenheid te goed deed aan al het moois wat een modern ziekenhuis ons in z’n oneindige klantvriendelijkheid te bieden heeft, keek verontrust op. De corrigerende toon van mams klonk inderdaad nogal streng. En dan is het daar kennelijk ouderwets oppassen geblazen.
Ik produceerde een vette knipoog richting de verontruste dochter die moeders in haar Twingootje in allerijl gebracht had tot waar ze in al haar ontwapenende nieuwsgierigheid zat.
Mij heb je met dit soort vragen helemaal.
Een taboe doorbrekend en op luide toon gevoerd gesprek over de dood is iets waar ik al lange tijd hartstochtelijk naar verlang in deze gewijde ambiance waarin de algehele sfeer doorgaans duidelijk bepaald wordt door somber en zwijgzaam voor zich uit starende aspirant-stervelingen die in afwachting van de jobstijding die hun stuk voor stuk ten deel zal vallen, de nog toegemeten tijd zitten te verbeiden met filosoferen over de onontkoombare eindigheid van alles.
Zeg maar: de relativerende humor in de wachtkamer.
Ik kan mooi lullen.
Links en rechts om me heen vallen de laatste jaren te veel van mijn leeftijdsgenoten als rijpe appelen. Maar met m’n eigen verscheiden lijkt het vooralsnog zo’n vaart niet te lopen. De bescheiden kei die zich vrijmoedig in m’n linker nier elleboogde, had godzijdank nog niet opgespeeld (want dan is het écht afzien, weet ik als ervaringsdeskundige) maar nam toch in de tijdsspanne van een jaar zodanige vormen aan dat het de hoogste tijd werd om de Extracorporele Shockwave Lithotrypsie, in de volksmond niersteenvergruizer, er weer ’s overheen te jagen. En zolang het nog om dat soort peanuts gaat, zul je mij niet horen klagen.
Vandaag was de dag van de controle.
Ik heb duidelijk het natte gevoel dat het gruis ergens in de pijplijn onderweg is en die foto van vandaag moest daarover maar ’s duidelijkheid verschaffen.

De vraag van oma Van de Berg hing intussen nog steeds onbeantwoord in de steriele lucht van de Poli Radiologie en ik was absoluut niet van plan me dit buitenkansje door dochterlief te laten ontnemen.
‘Ja, hartstikke’, vertrouwde ik haar toe.
Over het exacte tijdstip verkeerde ik weliswaar nog in een wurgende onzekerheid maar dat ik eens aan de beurt zou komen was voor mij zonneklaar.
Nu was de vraag van oma goedbeschouwd niet bedoeld om een vinger achter mijn mate van welzijn te krijgen. Veel eerder was het een opstapje naar het minutieuze verslag van haar eigen persoonlijke ellende.
Gesterkt door mijn empathie stak ze, een vertrouwenwekkende hand op mijn knie leggend, van wal met een rampverhaal waarvan wonderlijk genoeg een aantal details uit haar korte-termijn-geheugen in schril contrast leek te staan met de zo op het oog wat mistige toestand die onlosmakelijk verbonden is met het milde beginstadium van dementie waarvan ze vanaf haar binnenkomst signalen had afgegeven die er niet om logen.
Dat het voor haar slechts een kwestie van tijd was, stond als een paal boven water. En daar viel voor de achter haar rug heftig ‘nee’ gesticulerende dochter niets aan te veranderen
Haar schokkende relaas zorgde ervoor dat de algehele stemming in de wachtruimte aardig opklaarde maar leek amper besteed aan het relatief vrij grote contingent patiënten met allochtone achtergrond (zijn ze gemiddeld ook al ongezonder dan wij, Nederlanders? vroeg ik me bezorgd af) waarvan de mannen zonder uitzondering een paar stoelen verwijderd zaten van hun doodzieke echtgenotes. Verbeten blikken met één ding voor ogen: hun eega’s zouden door een vrouwelijke medewerker op de pijnbank gelegd worden.

‘Mevrouw Van de Berg?’
De blozende assistente Radiologie wapperde met een vragende blik uitnodigend richting de naamloze wachtenden en ondersteund door haar enigszins gegeneerd kijkende nazaat, schuifelde het slachtoffer richting verkleedhokje 17. Na uiteraard eerst op roerende wijze afscheid genomen te hebben van de nieuwe vriend die ze gemaakt had. ‘Kijk jij maar uit jongen, jij haalt het einde van het jaar ook niet’.

Het portretje van mijn versteende orgaan was in een vloek en een zucht gepiept (‘bovenbroek even uit, u mag uw sokken aanhouden’) net op tijd om op de parkeerplaats het drietal zich in de Twingo te zien wurmen. Dochter en kleindochter zwaaiden me uitbundig toe. Nu durfden ze wel.
Van de kant van mevrouw Van de Berg geen enkel teken van herkenning, helemaal in de ban als ze was van dat rap naderende einde.
Doodgaan? Ik ben het voorlopig zeker niet van plan.
Is ze nou helemaal besodemieterd!

[img]http://i217.photobucket.com/albums/cc165/oooeps/wachtkamer.jpg[/img]


5 reacties

arta · 12 augustus 2008 op 18:16

Beetje lang, hier en daar had een kommaatje extra mogen staan, maar absoluut een mooi en herkenbaar plaatje neergezet, Mut!
🙂

Dees · 13 augustus 2008 op 10:13

Met de start

[quote]De overduidelijk wat haastig aangeklede oma[/quote] heb je mijn lezershart al gestolen!

En bij mensen die ongegeneerd de waarheid de wereld inroepen voel ik me ook altijd erg thuis. Ik vind het een heel mooi stukje dus! Inclusief je uitbarsting op het einde.

Mut · 13 augustus 2008 op 17:50

En natuurlijk de illustratie:
Yvonne van Woggelum, “De Wachtkamer”
80 x 180 cm; acryl op doek
Wel zo aardig om even te vermelden

lisa-marie · 14 augustus 2008 op 10:10

[quote]De vraag van oma Van de Berg hing intussen nog steeds onbeantwoord in de steriele lucht van de Poli Radiologie en ik was absoluut niet van plan me dit buitenkansje door dochterlief te laten ontnemen.[/quote]

Ik zag het al helemaal voor mij.
Met veel genoegen gelezen en ik heb er gewoon bij zitten grinninken :lach: 😀

origin · 15 augustus 2008 op 22:51

Heerlijk geschreven!

Geef een reactie

Avatar plaatshouder