Met mijn boodschappentas onder mijn arm druk ik op de liftknop en wacht tot de lift komt. Vrijwel meteen gaan de deuren open. Ik stap naar binnen en druk op de B-knop. De deuren sluiten zich en meteen voel ik de lift dalen, 8, 7, 6, 5, de etages tellen af en het lichtje met nummer 1 brand. Ik verwacht nu dat de lift vaart mindert maar nee, hij gaat door. Ik zie het lichtje met de “nul” branden maar de lift verminderd geen vaart: hij daalt verder. Indicaties van etages zie ik niet meer maar ik voel de lift sneller en sneller gaan. Een gierend geluid dringt door merg en been. De omgeving kleurt turkoois, wijnrood en dan fel wit, zo fel dat ik mijn ogen moet dichtknijpen. Een hoog frequente toon zorgt ervoor dat ik mijn handen tegen mijn oren klem om het geluid te dempen. Wat is er? Wat gebeurd er? Dan voel ik dat de lift vaart mindert en langzaam het eindpunt bereikt, maar waar zal ik uitkomen? In de kelder? De hel? En hoe lang heeft dit eigenlijk geduurd?

De liftdeuren gaan open en ik zie een mij vreemde onbekende wereld. Ik zie een beeld dat ik alleen herken uit sciencefiction films. Mensachtige en robotachtige figuren die niet praten en zich bewegingloos voortbewegen. Voertuigen die lijken te zweven en zonder bestuurder hun pad kiezen. In de lucht, aan een grauwe hemel, hangen objecten stil en hun knipperende verlichting verteld dat er leven in aanwezig moet zijn.

Als ik de lift uit loop kom ik op een weg, grijs en zonder belijning. Vreemde voertuigen glijden geluidloos langs. Ineens zie ik een bekende lopen, een buurman. Goh, die heb ik toch al een tijd niet meer gezien en ik wil naar hem toe lopen. Hij ziet mij ook en steekt lachend zwaaiend de straat over. Dan, als in een droom, wordt hij overreden door een vreemdsoortig voertuig met twee grote wielen. De situatie bevriest voor mijn ogen. Doodstil ligt hij daar, en doodstil is de wereld om ons heen. Ik roep hem maar hij beweegt niet. Ik wil bellen, iemand roepen, schreeuwen voor mijn part maar er is niemand die op mijn hulpgeroep reageert.

In paniek ren ik de lift weer binnen en drukt op allerlei knoppen. De deuren sluiten zich en ik voel dat de lift zich in beweging zet. Ik voel dat hij omhoog gaat, sneller en sneller gaat de lift omhoog. Weer zie ik die felle kleuren en hoor dat gierende geluid; door de acceleratie word ik tegen de grond gesmakt.

Dan stopt de lift abrupt en de deuren gaan open. Ik lig in de hoek met mijn boodschappentas op mijn borst. Verdwaasd kijk ik om mij heen. Ik sta op, bekijk mijzelf in de liftspiegel en zie eruit alsof ik net van huis af kom. Niets van voornoemd schouwspel is er waar te nemen. Verwilderde ogen, dat wel.

Ik loop de lift uit en ga via de toegangsdeuren en de straat op. Ik steek over om naar de buurtsuper te gaan. Iemand roept mijn naam. Aan de overkant zie ik mijn oude buurman: hij zwaait naar mij. Ik herken hem, en vooral de situatie en ik beweeg hem ertoe om vooral maar niet over te steken.
“Neeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeeee …” Schreeuw ik en lachend stapt de buurman op de rijweg. Hij zwaait goedlachs naar mij; geluidloos maar realistisch. Dan, ineens, wordt hij overreden door een tractor; een zeldzaam verschijnsel hier in Schiedam. Vlak voor mijn ogen wordt hij overreden; door een vreemdsoortig voertuig. Ik herken het en ….

De situatie bevriest en ik kijk om mij heen, zoekend naar hulp. De hele wereld lijkt bevroren, niemand die zich voort beweegt; geen geluid is er hoorbaar. Ik kniel bij de man neer en pak zijn hand. Mijn andere hand leg ik op zijn voorhoofd en kijk of ik een beweging zie. In mijn omgeving is alles doodstil. Geluiden, bewegingen; niets is er. Als ik terug naar de ingang van de flat kijk zie ik een dikke grijze mist op mij afrollen. Koude en stilte brengt de mist mee; ik verlies het bewustzijn.

Als ik mijn ogen open kijk ik in het gezicht van een ambulancebroeder. Hij vraagt hoe het met mij gaat, en waarom ik op de grond lig, in de hoek van de lift? “Hoe voel jij je?” Vraagt hij.
Pijn in me donder heb ik en probeer op te staan. Zorgelijk kijkt de ziekenbroeder mij aan.
”Het gaat wel weer.” Zeg ik. “Maar waarom zijn jullie hier, wat is er aan de hand?” Vraag ik aan de ziekenbroeder.

“Er is zojuist een man overreden, hier voor de ingang; daarom zijn wij hier.” Wij werden geroepen omdat jij hier bewusteloos in de lift lag, maar gaat het nu weer?” Vraagt de broeder.
“Nee.” Zeg ik. “Maar dat zul jij nooit begrijpen.”

Categorieën: Vervolg verhalen

9 reacties

Bitchy · 18 september 2008 op 07:51

Tjeeee, dit verhaal is een verhaal op zich. Spannend, meeslepend en wat een plot!! Ik ga er vanuit dat je door in het doosje van deel 1 te kijken dit meemaakt? Of zit ik fout?

lisa-marie · 18 september 2008 op 09:17

Spannend tot de laatste zin.
En ik neem aan dat dit allemaal komt door het doosje uit deel 1.
Zowel de fantasy als de realiteit vind ik goed in elkaar verweven.
met veel plezier gelezen en nu op haar deel 3.

Mup · 18 september 2008 op 10:23

Een man met paranormale gaven, maar hij beseft dat nog niet?
Op naar 3!

Groet Mup.

Fem · 18 september 2008 op 11:16

Bizar… en spannend
Hier heb ik een hekel aan maar toch kan ik het niet laten 😀

SIMBA · 18 september 2008 op 15:00

Toch maar eens wat vaker de trap nemen, véél gezonder! 😀
Komt er nog een derde deel?

Neuskleuter · 18 september 2008 op 19:27

Deze vind ik wel leuk, je bent nu veel minder vaag en er is duidelijke actie. Het doet me denken aan een boek, De komst van Joachim Stiller, van Hubert Lampo. Daarin had de hoofdpersoon ook steeds visioenen, inclusief een overreden persoon. Het boek vond ik dan weer niets vanwege de schrijfstijl. Je verhaal past wel in het magisch-realisme.

arta · 18 september 2008 op 21:37

Mooi, Prlwyt!
🙂

pally · 18 september 2008 op 22:10

Apart en behoorlijk griezelig!

pepe · 19 september 2008 op 21:02

Leuk om te lezen.

Als de fantasie een loopje neemt met de schrijver, is er veel mogelijk en is geen wereld meer de werkelijke wereld. Heerlijk wegdromen in zulke verhalen.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder