Jarenlang heb ik me als docent Nederlands in het onderwijs druk gemaakt om de begeleiding van dyslectische kinderen. In je opleiding kon je, vreemd genoeg, een beetje adequate inwijding in de geheimen van die problematiek wel schudden. Er moest ooit nota bene een slimme, gemotiveerde moeder van een dyslectische leerling die het godganse land doorgeshopt was, aan te pas komen om me op het juiste spoor te zetten. Intuïtief voelde je al lang aan je water dat er met sommige gewone, behoorlijk intelligente leerlingen iets aan de hand was waar je de vinger niet achter kon krijgen. Toen ik eenmaal Het Licht zag, ging het ook meteen snel. Cursusje gevolgd. En aan de slag. Niet dat je de illusie moet hebben je leerlingen van hun dyslexie af te kunnen helpen. Was het maar waar. Maar het feit dat er aandacht was voor hun probleem, betekende vaak al heel wat.
Die begeleiding had twee doelen. Stimulering van het zelfvertrouwen (mogen dyslectische leerlingen er alsjeblieft van doordrongen raken dat ze niet dommer zijn dan anderen?) en systematisch trainen. Auditief en visueel. En de combinatie daarvan natuurlijk. Vooral via zelf gemaakte softwareprogrammaatjes. In een paar weken joeg ik alle nieuwe brugklassers door een diagnostisch weliswaar niet perfecte maar zeer bruikbare test heen, de betrokken ouders werden voorgelicht, waarna het begeleidingsfeest kon beginnen. Daarnaast, en dan kom je terecht in een weerbarstige materie, moest er op school een dyslexiebeleid komen.
Het waren mooie tijden.
Overzichtelijk ook.
Een vervelend stoornisje hier, een iets te druk knaapje daar.
Tegenwoordig zeeft een beetje school er diagnostisch de helft van de brugklassers uit die met een rugzakje de klas in gejaagd worden. Er blijken opeens wel twintig soorten dyslexie te zijn, die na een jaartje heftig diagnosticeren wel min of meer opgespoord worden maar waar geen zinnige bijspijkercursus op maat meer op los te laten is. En als je de pech hebt al helemaal niks te mankeren dan praten ze je het wel aan. En dan hebben we het nog niet eens over de consultatiebureaus die de jonge ouders soms een rolberoerte van schrik bezorgen met allemaal premature constateringen. Ze moeten kennelijk een quotum autisten, adhd’ers en andere onfortuinlijke kleuters scoren, willen ze een beetje meetellen. Maar daarover een andere keer.
Ik hoef me er niet druk meer om te maken. Alle tijd om me wat de uitspraak van onze taal betreft maar ’s stevig te gaan ergeren aan allerlei uitwassen die weliswaar met dyslexie weinig van doen hebben maar wel interessant genoeg zijn om er een paar woorden aan te wijden. De klemtoon bijvoorbeeld.
In de geinige conference ‘Kroketten’ verrijkte Wim Sonneveld onze taal met de uitspraak notabéélen, daar waar iedereen donders goed wist dat ie het over notàbelen had. (Petterdespet: de notabeelen zijn er weer). Dat was leuk. Maar het effect was wel dat je op een gegeven moment wel even verdomd goed moest nadenken voor je het woord gebruikte. Het dreigde zelfs de goede uitspraak te verdringen. En ook Van Kooten en de Bie wisten ons regelmatig op het verkeerde been te zetten.
Allemaal best wel leuk. Maar er sluipt tegenwoordig het één en ander onze taal in waar we allerminst gelukkig mee zouden moeten zijn. Zoals daar bijvoorbeeld zijn de invloeden van de van oorsprong niet-Nederlanders op radio en televisie die er een potje van maken qua klemtoon en zinsnadruk. Norály Beijèr (..) bijvoorbeeld, god hebbe haar ziel, die een paar jaar geleden in een warm bad onder ontelbare loftuitingen de studio uit geprezen werd, had er een handje van om zich te bedienen van een behoorlijk foute zinsnadruk die een regelrechte marteling betekende voor geciviliseerde oren. Meestal door het werkwoord achter aan de zin de nadruk te geven.
Of er bij die klemtoon een altijd geldige vaste regel is, weet ik als niet klassiek geschoolde niet (meer). De nadruk valt meestal op de anti-penultima (de derde lettergreep van achteren), zoals in eméritus, dat ik op de tv regelmatig hoor uitspreken als emuriétus met nadruk op de i. Of in normáliter, dat door 90% van de mensen wordt uitgesproken als normaliéter. Maar er is ook een pen-ultima (de voorlaatste lettergreep) in bijvoorbeeld gigántisch, Museum Naturális.
De roomblanke oer-Hollandse jongens van Studio Sport maken er helemaal een klerezooi van. Mart Smeets mag dan van zichzelf vinden dat ie niet ijdel is, wij weten beter. Let maar eens op: hij draagt bij ieder chic overhemd of elke peperdure Noorse trui een bijpassende bril. Het is uit pure koketterie z’n core business geworden om de laatste jaren de namen van bekende sporters een geheel eigen klemtoon te geven. De Spaanse tennisser Ferréro doopte hij om in Ferrerò. De Italiaanse ijsstilist Fabrís heet, nog altijd volgens Mart, tegenwoordig Fáábries.
De klemtoon als pure interessantdoenerij.
The World according to Smeets.
Met onze Griekse mythologische held Heracles (Hééracles) waar Euripides (Eurípides) een hele tragedie aan wijdde, is het helemaal huilen met de lamp aan.
Toch een leven lang gedacht dat de klemtoon op de eerste lettergreep viel.
Anti-penultima dus.
Maar volgens het klootjesvolk van de Studio Sport zit ik er dus helemaal naast.
Ieder weekend moet ik me toch bij die Almelose degradatiekandidaat uit de Eredivisie een keertje of twintig HerÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁÁcles laten welgevallen.
Ik kan het maar niet uit m’n bek krijgen.
12 reacties
axelle · 22 maart 2009 op 19:49
Doet me aan m’n vriend denken die het waagde in één van z’n eerste brieven ‘stranT’ te schrijven..Zijn antwoord: “ik ben dyslectisch, ik kan het bewijzen,” bijna trots: “ik heb er zelfs een officieel formulier van.”
Mijn antwoord: “je WAS het, welkom in m’n klasje.” 🙂
SIMBA · 23 maart 2009 op 08:07
Dyslexie en taalverbastering zijn 2 verschillende dingen. Al die gekke klemtoonfouten, sms-taal en msn-woorden maken het voor een dyslect extra moeilijk.
Goed geschreven Mut!
maurick · 23 maart 2009 op 08:40
Goed geschreven!
Taalverloedering op de Nederlandse TV, je ontkomt er niet aan. ‘Beter als mij’ komt op de TV vaker voor dan de juiste variant. ‘Hun zijn flink bezig om het record te breken’ hoor je ook steeds vaker…
Bij mij in de klas is zo’n 20% ‘dyslectisch’, hierdoor krijgen ze zelfs bij economie en wiskunde een verhoging van de score. Tsjah, het is allemaal wat.
Ma3anne · 23 maart 2009 op 08:51
Vanaf het moment dat leraren zonder specialistische opleiding zelf testjes bedachten om te zien of een kind dyslectisch was, brak de hel los. Ineens bleek een halve generatie kinderen dyslectisch. Waanzin! Bovendien vatte het beeld post, dat dyslexie niet te behandelen zou zijn. Waanzin!
Sinds het invoeren van Veilig Leren Lezen en allerlei ‘moderne’ taalmethodes op de basisschool liep het aantal leerlingen op, dat moeite had met de spelling. Makkelijk zat om te zeggen, dat het aan de kinderen ligt, als je landelijk ettelijke miljoenen hebt geinvesteerd in die methodes. Toegeven dat het wel eens aan die methodes kan liggen, wordt dan moeilijk natuurlijk.
Kortom: hier kan ik een boek over schrijven, nadat ik heel wat ‘dyslectische’ kinderen en volwassenen heb omgeturnd tot mensen die normaal kunnen lezen en spellen.
De kleine groep taalzwakke, echt dyslectische kinderen is een hoofdstuk apart.
Groetjes van
juf Puntmuts
pally · 23 maart 2009 op 10:10
Net als jij, Mut, heb ik een cursus ‘remedial teaching’ gevolgd en zo op de middelbare school naast mijn vak heel wat uurtjes met o.a dyslectische leerlingen doorgebracht. Ook vaak met zelf verzonnen materiaal. Dat werkte vaak goed, ook met name als je meteen het zelfvertrouwen wat op kon vijzelen.
Wat betreft het ìdioot vèrschuiven van de klemtòòn: ik erger mij met jou. Verbeter het vaak hardop voor de tv, alsof de weer óverleggende persoon het zou kunnen horen. Pff, en Herààkles! ik hoop altijd dat ze verloren hebben… 😀
groet van Pally
Dees · 23 maart 2009 op 11:30
Tja, ik ben blij dat taal leeft, puristische sentimenten zie ik als anti-creatief. Maar soms druisen overeind springende nekharen tegen mijn eigen opvatting in. Leuk stukje, heb van alle sprongen gesmuld 😉
Mut · 23 maart 2009 op 12:03
Deze is in dit kader ook wel leuk, dacht ik zo:
http://www.youtube.com/watch?v=RVuE8c4HQts
Dees · 23 maart 2009 op 13:18
Geweldig 😆
Een beetje OT, maar ook wel weer erg leuk, ook voor hier:
http://www.youtube.com/watch?v=UDgYk3692Vk
SIMBA · 23 maart 2009 op 15:53
Leukkkkk, om die twee weer eens bezig te zien! Passen prima bij dit onderwerp!
arta · 23 maart 2009 op 16:11
Grappig, leuk en een goed onderwerp.
🙂
Mien · 24 maart 2009 op 11:50
Is het nu Mùùùùùùùt of Múúúúúúúút !
Waren we de tel al kwijtgeraakt?
Raken we nu ook de letters nog bijster?
Ach een goed verstaander heeft maar een half woord nodig.
Kortom, gewoon 13 letters schrappen uit het alfabet.
Waar gaat het toch heen met Nederland(s).
I’ve pitty with the Dutch!
Mein Pigkip
KawaSutra · 24 maart 2009 op 19:32
Uitstekende column. Helaas is er geen kruid tegen gewassen. De Nederlandse taal zal zich hoe dan ook sneller ontwikkelen door buitenlandse invloeden. Bij ons thuis is het werkwoord stofzuigeren al niet meer uit te bannen. Ook de lidwoorden en persoonlijk voornaamwoorden worden steevast door elkaar gehaald. Uiteindelijk zal alles wel onzijdig worden in de toekomst vrees ik. :eh: