Harold Scalottie woont en werkt sinds jaar en dag in een grote fabriek. Geheel alleen. Er wordt niets geproduceerd in die fabriek. Het complex is zo groot dat hij er zelfs verschillende keren in verdwaald is. Harold’s taak bestaat uit het beheren van dit alles, als een soort van antikraker. Het terrein waarop de fabriek staat is omheind met een gietijzeren hek, en een monstrueuze poort zorgt er voor dat het geheel hermetisch kan worden afgesloten.

Op een avond is Harold de boel aan het opruimen in het laboratoriumgedeelte. De muren van het lab zijn bezet met glanzend witte tegels. Echt steriel dus, zo ziet het er uit. Door het raam ziet hij hoe twee meiden aan de poort staan te rammelen. Hij moppert, maar gaat er toch op af. De meisjes zien er fris en fruitig uit, dat wel. Ze zijn backpackers vertellen ze, en van hun route afgedwaald. Of ze mogen overnachten? Eén overnachting is voldoende, en ze willen de volgende dag graag meteen weer verder. De meisjes stellen zich voor als Eshter en Judith. Harold verklaart: “Ik ben de beheerder van dit alles,” en draait met zijn ogen alsof hij dat nog eens extra wil accentueren. Hij bekijkt de twee rugzaktoeristen van top tot teen, opent de poort, en laat de meisjes voor. Op hun vragende blik gebaard hij ze om door te lopen. Zijn keurende blik begeleidt de grietjes, verder het terrein op. In het gebouw wijst hij ze een klein kamertje aan, waar ze kunnen slapen. Hij hoeft geen vergoeding. Eshter en Judith zijn verheugd. “Dit is meer dan we durfden hopen, mijnheer,” kirt Judith. Harold laat zijn logeetjes alleen achter. Zodra de deur dicht is, gaan de twee uit de kleren, en beginnen een potje te vrijen! Ze gaan tekeer; standje zus, standje zo, tot en met standje soixante-neuf, niets is te dol. Uiteindelijk vallen ze ineengestrengeld in slaap. Dan zoekt ook Harold zijn bed op. Hij heeft genoeg gezien.

De volgende morgen schrikt Eshter wakker. Ze ligt buiten, voor de gesloten poort. Alleen. Judith is nergens te zien. Ze schreeuwt haar hart uit naar de beheerder, maar alles blijft stil en verlaten. Het meisje barst in tranen uit, en laat zich met haar rug tegen de poort op de grond zakken. Dan voelt ze in haar zakken, en vindt een briefje:

‘Kom over precies een jaar weer hier. Ik raad je aan: Laat ons verder met rust, want anders zie je jouw vriendin nooit meer terug! Harold Scalottie.’

Wanhopig kijkt Eshter naar de fabriek achter de gesloten poort. Nu ziet ze ook de tekst op de pilaar naast de poort. Een onbekende taal die ze niet kan ontcijferen. Even later druipt ze af. Met haar ziel onder de arm.


Thomas Splinter

Verhalen zijn splinters uit mijn onderbewustzijn.

4 reacties

Lianne · 31 juli 2018 op 19:28

Het voelt nog niet als een sprookje, maar het wekt wel mijn nieuwsgierigheid. Ik ben benieuwd naar deel 2.

Thomas Splinter · 1 augustus 2018 op 19:36

Het ‘sprookje’ mag met een korreltje zout worden genomen, denk ik. Deel twee is onderweg.

Nummer 22 · 2 augustus 2018 op 07:12

Kijk er naar uit… ‘ er was eens’… zo begint een sprookje. P.s. heb ook een sprookje ingezonden??

Thomas Splinter · 2 augustus 2018 op 09:54

Het ‘sprookje’ voldoet inderdaad niet aan alle criteria. Hoop dat het vervolg iets goed maakt. Benieuwd naar jou versie. Zou zomaar een opdracht van de maand kunnen zijn op Columnx. Het is nu bijna ‘alleen op de wereld’

PS had het verhaal in de tegenwoordige tijd geschreven alvorens de titel er boven te plakken. Toen kwam ik niet meer uit met ‘er was eens’

Geef een reactie

Avatar plaatshouder