Zweven is het liefste dat ik doe. Sterker nog, ik heb er mijn beroep van gemaakt. Heel aards. Want daar komt de term beroep vandaan. Er wordt vaak een beroep gedaan op mijn vakkennis. Als meesterzwever heb ik al heel wat erkenning verdiend. Het liefste zweef ik in situaties en ruimtes die een twijfelachtige geschiedenis kennen. Dat is mijn specialiteit. Dubbelheid een plek geven. Ambiguïteit klaren. Ik doe dat lang niet altijd beroepsmatig. Nee, het is tevens een hobby. Ook al zo´n aards woord. In de spaarzame vrije tijd die ik heb doe ik vaak de meest interessante ontdekkingen.

Dan vlieg ik met mijn TARDIS door de ruimte en laat me inspireren door mysterieuze zaken. Afgelopen week raakte ik volledig in de ban van torens. Eerst vloog ik langs het midden van de aarde. Een prachtige toren lokte mijn aandacht. Hij gloeide fier in de juist ondergaande zon. Dat zag ik goed, waakzaam zoals ik altijd ben. Vlak voor de toren zag ik een naambord staan. Minas Anor stond erop. Doorgestreept. En vlak daarachter stond geschreven, Minas Tirith. Alsof de eerste naam niet goed was. Dat zie je ook wel eens op aardse toiletten. Doorgestreepte namen. De namen stonden geschreven in graffiti-schrift. Toen de zon was ondergegaan hulde ik mij heel even in duister. Maar niet voor lang. Plots verscheen aan het linkerraam van mijn TARDIS nog een toren. Het was blijkbaar mijn lucky day.

Deze toren was van een geheel andere orde. Hij verrees voor een prachtige wassende maan. Als een duvel uit een doosje. Het leek wel black magic. Ook hier zag ik een naambord staan voor de toren. En ook hier weer twee namen waarvan eentje doorgestreept. Minas Morgul en Minas Ithil. De eerste naam was doorgestreept. Ik beschik niet over een talenknobbel maar voor mij was wel duidelijk dat Minas moest staan voor toren. Maar waarom waren nu de namen doorgestreept?

Ik vloog verder met mijn TARDIS, nog nagenietend van wat ik zojuist had gezien. Ik begaf me nu boven een rotsachtig woestijngebied. Mijn boordcomputer gaf Jordanië aan. Mijn oog viel wederom op een vreemde toren. Hij stond fier omhoog, midden op Petra. Conway stond er bijgeschreven, op een naambord. Dit keer een bord zonder doorgestreepte naam. Was ik verdwaald? Bij mijn weten lag Conway in Wales. Ja, ik had goed opgelet bij aardgeologie. Weet je wat? Ik check het even. Onderweg bleef ik bijna haken achter een brug. Een brug tussen twee torens. Een van de torens maakte ontzettend veel lawaai. Staccato sloeg een klok met een ontzettend grote klepel de tijd. Acht uur. Tijd om weer eens naar huis te vliegen.

Ik besloot om over de grote oceaan, richting het westen naar huis te gaan. Ik wist dat daar ergens aan de overkant ooit twee torens hadden gestaan die een merkwaardige geschiedenis kenden. Niemand wist wat er precies gebeurd was met die torens. Ik noemde ze altijd voor de gein, de tweelingtorens. Omdat ze zo dicht bij elkaar stonden en als twee druppels water op elkaar leken. Hoewel de ene wel wat hoger was dan de andere. De torens waren zo sterk met elkaar vervlochten dat ze elkaar ook altijd imiteerden. Droeg de ene een vlag, dan moest de andere ook een vlag hebben. Vloog er tegen de ene toren een vliegtuig, dan vloog er tegen de andere ook een vliegtuig. Op een of andere manier had de architect van de torens de vliegtuigongelukken voorzien. Dit pikte ik op tijdens een interessant college aardbouwkunde. Daar werd verteld dat hoge torens die in extreem dichtbevolkte gebieden worden gebouwd altijd voorzien zijn van explosieven. Mocht een hoge toren dreigen in te storten (om welke reden dan ook), dan gaan bij een zeker break-even-point, automatisch de explosieven af. Dit ingenieuze systeem is gepatenteerd door Alcada, een hightechbedrijf gespecialiseerd in toepassingen van explosieven. Nadat de vliegtuigen in de tweeling waren gevlogen zijn de torens keurig ingestort. Hetzelfde gold voor de omringende gebouwen. Het blijven toch slimme mannetjes, die architecten. Ik wilde op de terugreis even kijken hoe ver de aardlingen nu waren met de herbouw. Busjes van Alcada stonden op het plein. Die verdienden natuurlijk weer goud geld.

Ingezonden 26 november 2015

Categorieën: Verkeer

Harrie

Tijdreiziger

6 reacties

troubadour · 29 november 2015 op 20:11

Schrijf maar fijn Harrie, eindelijk vrij! Ik weet wat het betekent. Weet je wat jouw baas dee? Hij vermeldde mijn echte naam op cafélucht, vlak voordat hij definitief verdween. Rancune van de bovenste plank! Ik heb toen een safe-room ingericht thuis. Je hoort er niet dat het er stormt, da’s dan wel weer fijn.

    Harrie · 29 november 2015 op 23:37

    Ik heb geen baas. Misschien ben je een beertje in de war. Door de chef van de Andere Kant in mijn columns? Maar dat is fictie. Dat heb je toch wel door hopelijk.

Esther Suzanna · 30 november 2015 op 01:30

Haha, Harrie. Ik ga ze steeds leuker vinden. Je tijdreizen. Als een cryptogram (heb ik nooit goed gekund… en mis ik iets? 😉 speur ik je tekst af naar geheime boodschappen. Ook als ik ze niet vind maakt het je lezen leuk.

    Harrie · 30 november 2015 op 09:14

    Dank. Voor crypto’s en boodschappen moet je in de supermarkt zijn. AH-erlebnissen.

      Esther Suzanna · 30 november 2015 op 13:24

      Harrie, je woordspeling is grappig. AH erlebnis… toch klinkt je reactie op mijn reactie snibbig 😉 Is dat per ongeluk of expres? Kijk, tegenwoordig vraag ik eerst netjes voor ik weer eens iets verkeerd interpreteer….

        Harrie · 30 november 2015 op 15:21

        Het is maar hoe je het leest. Ik heb er geen boodschappen en crypto’s ingelegd. Althans niet bewust. Lezen en schrijven vallen beiden onder het fenomeen taal. Maar ik vrees dat zowel de taal als mijn duiding in deze ambigue blijven. Shit, weer niet gelukt. Maar ik blijf oefenen. Hoe moet ik dit nu weer verkopen aan mijn chef aan de Andere Kant?

Geef een reactie

Avatar plaatshouder