3.1 DE BOLBLIKSEM
Jaren geleden, het was tussen de twee grote Europese oorlogen, woonde in een opkomende studentenstad een jonge vrouw van goede huize. Ella was eenentwintig en studeerde aan de universiteit voor arts. Ze was een brunette van gemiddelde lengte en gewicht. Niet knap maar ook niet lelijk. Ze had een vriendelijk gezicht waaruit een bepaalde intensiteit straalde: alles wat ze deed, deed ze met overgave en passie. Dat betekende dat ze naast haar studie niet veel tijd en gelegenheid had zich aan het in die stad zeer kleurrijke studentenleven te wijden. Ze had twee vriendinnen, Pien en Jojo, en het onderhouden van deze vriendschap deed Ella met evenveel overgave als het werken voor haar studie. Ze deden gedrieën aan dezelfde sport, hockey, en vonden het gezellig na de sport bij een van de drie op de kamer bij elkaar te komen. Ella kwam uit een heel ander deel van het land en was alleen goed door haar eerste jaar gekomen door de ondersteuning van Pien en Jojo. Haar vriendinnen waren al een jaar langer in die stad en ook meer vertrouwd met de typische hebbelijkheden en onhebbelijkheden van die wat excentrisch gelegen landstreek. Zij studeerden Hogere Verpleegkunde en zouden nog minstens een vol jaar in de stad blijven voor ze beiden af zouden studeren. Ondanks haar academische geest in vorming en haar vermogen in haar denken verder te reiken dan haar spitse neus lang was, vond Ella het vervelend dat ze over een jaar alleen zou zijn. Het was voor haar reden te meer om nog intensiever met de meiden op te trekken.
Op een smoorhete en broeierige zondagmiddag waren de vriendinnen na een hockeywedstrijd op weg naar de kamer van Ella. Ondanks het lange verkoelende douchen waren ze al weer drijfnat van het zweet toen ze op hun fietsen de straat intrapten waar Ella haar kamer had. Ella woonde in een flat die haar vader had gekocht en die een beetje aan de rand van de stad in het groen lag. Jojo en Pien woonden midden in het centrum, dicht bij de sportvelden, maar in hun kleine zolderkamertjes vlak onder de hete pannen zou het niet om uit te houden zijn. Boven hun hoofden kwamen langzaam maar gestaag inktzwarte wolken opzetten. Het waaide maar het was nog drukkend benauwd. ‘Ik zal blij zijn als de hel straks losbarst,’ zei Jojo, met een zakdoek zich het zweet van haar voorhoofd wissend. ‘Als het gaat regenen blijf ik net zolang buiten staan tot ik helemaal afgekoeld ben,’ zei Ella. ‘Doe je toch niet,’ smaalde Pien. Ze waren al binnen toen het spoken begon. Pien had gelijk. Ze bleven binnen en zagen de regen op de ramen striemen. Bliksemschichten vlogen links en rechts langs de flat, vergezeld van oorverdovende knallen. Ze schrokken bij iedere flits en de daaropvolgende donderslag. ‘Het is dichtbij,’ zei Ella, maar haar zin ging verloren in de volgende flits en klap die gelijktijdig kwamen. Het was aardedonker buiten hoewel het nog maar vijf uur in de middag was. Toch wat angstig voor het natuurgeweld gingen ze weg van het raam.
1 reactie
Mien · 8 juli 2015 op 11:19
Ik gok op Groningen. Maar ik kan er naast zitten. Ben benieuwd wat de hockeymeisjes nog allemaal gaan beleven. Kom maar op met Jaan – 13 part 3.2.