Ze was nog maar zo klein, en iedereen wist dat ze slaag kreeg, dat ze soms bij de buren een boterham vroeg omdat ze honger had. Ze was nog maar net 5 jaar en een lieverd die onschuldig de wereld inkeek. Haar enige schuld was haar leeftijd, haar schoonheid en haar eerlijkheid. Haar enige angst was de angst voor haar stiefvader. Iedereen wist dat deze alcoholist niet van haar af kon blijven. Iedereen wist dat ze misbruikt werd en geslagen.. Zelfs de moeder durfde uit angst voor haar man niets te doen.
Ik zag dat zo aan en heb aangifte bij de politie gedaan, want er werd een kind geslagen, zij zat vaak onder de blauwe plekken, haar benen vuurrood, haar opgezette ogen van het stille huilen. Maar als antwoord mocht ik vernemen van de politie dat ik het gezien moest hebben, anders kon men niet ingrijpen.

Ja dacht meneer van de politie nou echt dat die kerel dat kind zou pakken als ik of een andere volwassene in de buurt was? Nee dat niet, maar zo was de wet nou eenmaal.
Dus als het kalf verdronken is??
Toen maar Jeugdzorg gebeld of ze niemand bij dat gezin langs konden sturen, want ik had geconstateerd dat Tonneke, die lieve kleine Tonneke slaag kreeg, en dat ik gezien had dat hij met zijn hand in haar onderbroekje zat in de kelderbox. Want toen ik mijn fiets weg wilde zetten gooide hij haar de kelderbox in en deed alsof hij ergens mee bezig was.
Ik hoorde haar ingehouden snik.

Jeugdzorg vertelde mij dat zij niets konden doen zonder een aangifte van maatschappelijk werk, die zat dan weer vast aan het wijkbureau politie, of de huisarts, of de school..of of of of..
Kon er dan niemand iets doen verdomme aan een misbruikt kind dat telkens weer geslagen werd? Alle buren spraken er schande van, maar hadden angst voor die asociale dronken kerel die altijd maar liep te schelden en zijn vrouw sloeg en zijn stiefkind.
Als we nou allemaal eens aangifte deden? Ja dag., de groeten liggen straks mijn ruiten eruit.

Dus ik er alleen op afgestapt. Ik wachtte tot die engerd weg was en rende de straat over, belde aan en angstig ging het gordijn opzij. Ik gebaarde dat ze de deur open moest doen. Die was van buiten op slot gedraaid. Zij kon haar eigen huis niet eens uit. Ik vertelde haar door het open bovenraampje dat ze om hulp moest bellen bij de politie, dat men mij niet geloofde. Zij was zo bang dat ze riep dat ik weg moest gaan, en zag dat ze Tonneke bij het raam wegduwde.

Later die avond stond ik op de stoep te wachten tot hij thuiskwam, zoals gewoonlijk zo dronken als iemand maar dronken kon zijn. Lallend vroeg hij of ik op een beurt stond te wachten, en de walm van verschraald bier kwam met een windkracht 8 midden in mijn gezicht. Ik gaf hem een zet van het stoepje en ineens lag hij op de straat. Overal zag ik de buren voor het raam kijken. Ik liet mijn eigen lichaam boven op de zijne ploffen met veel venijn nog een knietje tegen zijn ballen aan, ik pakte zijn keel en kneep, zag voor mijn ogen dat lieve kleine kind dat voor haar leven getekend was, zag voor mijn ogen die vrouw die nooit geen man meer zou kunnen vertrouwen en zag vooral die viezerik die met zijn dronken kop het in zijn hoofd haalde om mij te beledigen om mij een beurt te geven? Ik zou hem eens een beurt geven! Maar zo dat hij nooit meer aan kleine Tonneke zou komen.

Ik haalde vol met mijn vuist uit, zo midden op zijn wang, eerst links toen recht, toen weer links, en voor ik er erg in had vlogen de bloedspetters overal en nergens heen. Ik kon niet meer stoppen.
Mijn straf? Ach, twee jaar met aftrek en een taakstraf, en jeugdzorg krijgt nog een knauw van de rechtbank, en de dienstdoende agent die een aangifterapport van mijn aangifte had moeten maken zit nu bij de verkeerspolitie verkeersbonnen te tellen.

Het was niet mijn bedoeling hem te vermoorden, of misschien wel, hij had het verdient. Maar het feit dat niemand iets deed, daar zat hem het venijn bij elke klap die ik hem gaf. Dat hij al overleden was toen ik hem het stoepje afkegelde kwam later pas aan het licht, hij was gestorven aan een schedelbreuk door die val. Ja en daar kon ik niets aan doen, alhoewel! Maar het kalf was al verdronken.


klapdoos

Gewoon een Amsterdamse vrouw die met een vrouw getrouwd is, ziek is, zodanig dat de neerwaartse spiraal steeds verder zakt. maar een kniesoor die daarop let. Ik lach graag, heb genoeg traantjes gelaten om mijn ziekte en nu is het tijd om via mijn nieuwe boek eens door te gaan met uit het leven te halen wat er te halen valt, zeker in een crisistijd is het de kunst om toch vrolijk te blijven. Mijn motto is dan ook: Een dag niet gelachen is zeker een dag niet geleefd.

5 reacties

Prlwytskovsky · 4 november 2007 op 20:40

Als ik zoiets zou zien dan zou ik ook eigen rechter spelen, dan maar de bak in.
En de buren, achter het raam gluren maar geen poot uitsteken.

lagarto · 5 november 2007 op 07:35

Klapdoooooos,
deze vind ik prachtig..zoiets bedoelde ik nou ook met mijn stukje “Dood-straf-schop” (1 en 2). Alleen het is bij jou super veel beter gelukt. Petje af.

SIMBA · 5 november 2007 op 08:22

Brrrr, ja die instanties….

HKVH · 5 november 2007 op 09:21

Tja ze zeggen wel eens de maatschappij dat ben jij. Maar als je iets wil aangeven, dan sta je vaak voor een dichte deur.

Erg goeie column, goed opgeschreven.

lisa-marie · 5 november 2007 op 16:06

Een goede column die precies de goede toon en snaar raakt.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder