Ik moet naar de afdeling radiologie van het enorme ziekenhuis. Voor een foto.
Om de dood op afstand te houden heeft het enorme ziekenhuis zich getransformeerd tot permanente tentoonstellingsruimte. De wanden van de overdekte promenade zijn bedekt met kleurige abstracte schilderijen en grappige reliëfs van nieren en longen, al naar gelang de poli die ik passeer.

Immense marmeren bloembakken, kunstzinnige objecten en romaanse zuilen staan kris kras op het brede plaveisel dat naar balies, harde stoelen en omgeroepen namen leidt.
Er zijn terrasjes waar je tegen woekerprijzen koffie en warme broodjes kunt krijgen, lichtkoepels, fonteinen waar op de bodem geluksmunten glinsteren, er is een kapper en zelfs een Albert Heijn.
En toch wil het maar niet gezellig worden.

In de wachtkamer de gebruikelijke mêlee van mensen in verschillende stadia van verval of genezing. Veel vrouwen hebben er werk van gemaakt, alsof uiterlijke schoonheid het laatste bastion tegen de uitslag zou kunnen zijn. Op de leestafel kranten en tijdschriften te over, maar er wordt weinig gelezen.

Begeleid door een grote verpleegkundige in het wit komen twee vrouwen binnen. De oudste in een rolstoel. Ze schuiven naast me tegen de muur.
Moeder en dochter. De jongste is een recentere uitgave van haar moeder. Beiden spierwit haar, fel in de lippenstift en de uitbundige shawls.
Alleen de diepte van de kreukelzones in hun gelaat verraadt het aanzienlijke verschil in leeftijd.

De grote verpleegkundige gaat op zijn hurken naast de rolstoel zitten en legt mevrouw omstandig de procedure van het onderzoek uit.
Vragend buigt ze haar hoofd in de richting van de spreker.
‘Dat ze je zo komen halen Ma’, zegt dochter op groot volume.
‘Je moet niet zo hard praten’, antwoordt moeder bits.
De verpleegkundige kijkt even gegeneerd om zich heen.
‘Ze is anders wel de hele dag bij u hoor’, zegt hij sussend, alsof die opmerking de levensbrede kloof tussen moeder en dochter zou kunnen dichten.
Ook dit heeft de oude vrouw niet gehoord.
‘Ze neemt gewoon wraak voor vroeger’, zegt ze tegen niemand in het bijzonder.
Dochter reageert niet en rommelt in haar handtas.
De grote man komt krakend overeind, geeft mevrouw de hand uit de cursus ‘Patiëntencontact’, wenst haar veel sterkte en verdwijnt schommelend in de gang.

Een tijdje later komen ze samen terug uit de behandelkamer. Dochter duwt en bij het inparkeren komt ze licht in aanraking met de rolstoel van een man even verderop.
‘Kijk toch uit’, snauwt moeder.
‘Goh’, zegt dochter, ‘ik deed u toch geen pijn’.
De man schudt zijn hoofd.
‘Dat doet ze expres’, deelt moeder opgetogen mee.
”Ze moet u wel hebben hè’, besluit ik me ermee te bemoeien.
Even richt dochter haar doffe blik op mij.
‘Meneer, het is soms erg vermoeiend’.


7 reacties

pally · 16 november 2010 op 12:08

Ik vind dit een hele goeie column, Trawant! mooi beschreven hoe het treurige niet-contact tussen moeder en dochter kan zijn. Daar ligt een hele wereld achter om te bedenken.
Veel mooie vondsten ook, bv[quote]Alleen de diepte van de kreukelzones verraadt het aanzienlijke verschil in leeftijd[/quote]
en[quote]geeft mevrouw de hand uit de cursus ‘Patientenkontakt'[/quote]
:wave: groet van Pally

SIMBA · 16 november 2010 op 12:51

Poe, die komt binnen! Goed geobeserveerd en daarna heel goed opgeschreven!

arta · 16 november 2010 op 13:43

Mooi, hoe je als objectieve observeerder zaken vaak duidelijker ziet dan de personen in kwestie!
Goed neergezet, Trawant!
🙂

WritersBlocq · 16 november 2010 op 16:20

Bloedmooi Trawant, heel goed neergezet.

Wat mij wel opvalt en irriteert tijdens het lezen zijn de onnodige enters. In de eerste helft, waar je verhaalt en beschrijft, kunnen de zinnen makkelijk achter elkaar en slechts door een witregel per alinea gescheiden.
Waar je de dialogen opvoert past het juist beter zoals het er nu staat, vind ik.

LouisP · 16 november 2010 op 22:15

“En toch wil het maar niet gezellig worden.”
Dit is zó jij Trawant…

“‘Meneer, het is soms erg vermoeiend’.”

Voor zo’n stukske gaat ge met plezier naar de tandarts of de kapper, of het ziekenhuis…
als ’t als wekelijkse column in de wachtkamerboekskes staat…wat een sfeer!

louis

trawant · 16 november 2010 op 22:44

Dank voor jullie mooie reacties.
Ik merk steeds vaker dat een kleine gebeurtenis of een zin die je iemand ergens uit hoort spreken
of iets schijnbaar onbenulligs dat je zelf meemaakt een kringetje in het water maakt, groter wordt en een verhaaltje schept dat eigenlijk al schrijvend ontstaat. En hoe vaker je dat aanpakt, hoe makkelijker het zich opdringt..

Eigenlijk hebben we het hier op CX te weinig over hoe dat nou werkt, dat schrijven..

De opmaak heb ik niet altijd in de hand ( komt er soms anders uit dan ik hem instuur)

Mien · 17 november 2010 op 22:53

Tja, opsmuk en opmaak.
Dat eerste gaat goed dat tweede minder.
Kreeg er beelden bij en dat is altijd een goed teken. Mooie column dus. Vilein steriel.
Moest onwillekeurig ook denken aan de zenuwachtige paffers die altijd bij de ingang staan.

Mien Hospitaliseert

p.s.
Schrijven gaat gewoon één voor één.

Geef een reactie

Avatar plaatshouder