Zit nu in de trein, getsie het is druk, moet me tussen net uitgeslapen, nou ja wakkere studenten invechten in de coupe. Ik heb altijd veel gereisd met de trein, laatste tijd steeds minder. Ik verlang terug naar de rust en ruimte van vroeger. Het is warm en vol. Echt lekker zit ik niet in deze dubbeldekker. Gewoontegetrouw ga ik in een tweetje aan het gangpad zitten in de hoop dat ik een vrij plaatsje behoud. Maar, er was geen houden aan. Naast me zitten nu twee zussen, de een gehuld in een rood met wit gestippelde, weinig verhullende zomerjurk, tot net boven de knie, en haar voeten gestoken in open sandaaltjes waar de in de juist gekozen kleur gelakte nagels haar onbezorgde uiterlijk een verfijnde touch geeft, terwijl haar zus versleten suède half hoge laarsjes draagt en een afgetrapte spijkerbroek, die haar vermoeide gezicht en uitgegroeide droevigstemmende grijzige haarpuntjes zwart onderstreept. De dames van rond de veertig bespreken de pro’s en con’s van de I-phone en internetbundels. Ik heb de standby-mode in mijn gehoor opgezocht, probeer niet alles mee te krijgen, maar veel opmerkingen en telefoongesprekken zijn onontvolgbaar.
Het begon met een student met blonde krullen, verwassen groene polo en vermoeide blik. Hij blaatte op luidde toon door zijn telefoon met zijn beste vriend. Hij vertelde open en bloot, met een corpsale bral in de stem, over zijn nacht en zijn uitspatting. Hij had kort geslapen. Hij was kachel geweest en had er weinig van meegemaakt, al had hij zich nog zo voorgenomen om niets te doen. En wat baalde hij er van, ja het was wel lekker geweest, maar toch. En wat zou Marcel er toch van vinden? Hij was zo bang voor diens reactie. Marcel hing dus nu aan de lijn en stelde de dronken neuker gerust. ‘Goed man, ik wist dat je het cool zou vinden, okee, man.’ Marcel kon het blijkbaar niet zo veel schelen wat er met zijn vriendin gedaan werd.

Het gesprek verstierf in een kakofonie van instappende passagiers. Een colonne met ‘grappige’ petjes getooide tweedejaars drong binnen. Samenzweerderig klonterden ze samen in het midden van de coupe. Ongegeneerd stond een rolkoffer op een zitplaats. In het gangpad stonden de pechvogels die moesten staan. Het bleue meisje stond er verloren bij, waar is de ridderlijkheid gebleven?

Naast me brengen de zussen de route naar de terrasjes in Amsterdam in kaart. Met het mobiel wordt de stadskaart gecheckt en afwezige vrienden gecontact. Terwijl ik het registreer, valt de verbinding van mijn laptop uit. Een groot kruis, door het verbindingsicoontje. Ik zucht. De onbekommerde tijd van een krantje lezen is voorbij in de trein. Ik moet me niet laten afleiden door medereizigers met lawaai, uit telefoons, i-pods of van hun stem. Het is dat ik zo enorm nieuwsgierig ben en alles wil mee maken. Shit, man, ik ruik nu de zoete snoepjes die de zussen met elkaar delen. Ik wil ook een, maar wordt genegeerd.

Laptop-schrijven in het openbaar doe ik niet vaak. De observaties gaan niet slecht. Al schrijvende vang ik informatie op. Ik krijg trek in mijn proviand. Een mondvoorraad hoort er bij in de trein: lekker snoepen en koek eten, wat drinken. Ik probeer mijn snacks los te krijgen uit het vershoudfolie. Verlekkerd kijk ik naar de koek. Dan gaat het gesprek naast me over de brugklassende pubers. Vol smaak vertelt de oudste zus hoe veel last haar zoon heeft van enorme puisten. Zo erg dat moeder niet langer zoonlief kust. De greasy details worden te erg. Ik leg mijn koek echt even weg. Straks maar, nog even wachten.

Ineens gaat het zusterlijk gesprek over het einde van de liefde. De basis is weg. De oude zus kan haar walging over haar kerel niet onderdrukken. Het is gedaan met de liefde, zegt ze tegen haar jongere zusje. Die begrijpt het wel waarom die man uit de gratie is. Kut. In elke coupe is het schering en inslag met overspel en uitgedoofde liefdes. Wat een tranendal is het ondermaanse eigenlijk. En ook geen verbinding meer op mijn laptop. Ik moet nu stoppen met luisteren, de werkelijkheid wordt me iets te veel in mijn gezicht geslingerd. Toch maar die koek? Geen kruimels maken. De zussen bespreken de mogelijkheid om apart te gaan wonen. Dan spreekt de jongste wijze woorden: het kan ook een fase zijn. Dat is heel normaal, en ze kijkt erbij of ze het uit ervaring weet. Gewoon even wachten, geen overhaaste beslissingen nemen. Voor je het weet scheid je voor niets.

Station Amersfoort komt er aan. Ik stap uit en wandel naar mijn afspraak in een kantoor nabij het station. In de gekoelde ruimte krijgen we frisse drankjes. De treinen rijden vlak langs het kantoor. Ik hoef voorlopig niet meer met de trein. Mijn nieuwsgierigheid naar de mensheid is voorlopig voldoende bevredigd.


2 reacties

sylvia1 · 10 september 2011 op 10:23

Waar zouden we zijn zonder de trein? In ieder geval heel wat columns armer, het levert veel schrijfmateriaal op, een treinritje. Toch is het ook lastig om het goed te gebruiken, de verhalen worden je in de schoot geworpen maar hoe daar nu een column van te maken? Ik vind een zinnetje als “Dan spreekt de jongste wijze woorden” dit verhaal tot jouw verhaal maken, dan komt er jouw mening doorheen.

Mien · 11 september 2011 op 22:57

Deze coupépraat boeit niet echt.
Graag verwijs ik naar het boekje Mensenpraat van Armando.
Die maakt van no-nonsense gesprekken ware poëzie.

Mien

Geef een reactie

Avatar plaatshouder