Ze keek naar buiten en zweeg. Het gedreun van de trein was zo monotoon dat ze af en toe moeite had haar ogen open te houden. De tranen liepen in stromen langs het raam. Samen met de grauwe regenwolken en de oneindige velden waarin geen koe te bekennen was, vormde het geheel een troosteloos plaatje. Toch bleef ze ernaar staren. Want aan haar andere kant zat hij, wiens blik ze niet wilde vangen. Het moest een mooi weekend worden. Even eruit met z’n tweetjes, naar de droomwereld van dat pretpark bij Parijs waar ze voor even al haar zorgen zou vergeten. Wat had ze gelachen om hem. Om hoe aandoenlijk het was, dat hij in iedere attractie zijn beslagen bril weer schoon moest vegen. Of toen hij in zijn beste Frans twee koffie verkeerd probeerde te bestellen en de ober steeds meer geagiteerd raakte. Wat was er nou toch verkeerd aan zijn café? Ja, het was een leuk weekend geweest. Maar vanmiddag om vier uur had hij alles verpest.

Ze had wel gezien hoe hij naar die ander keek, van een afstandje. Naar dat voluptueuze figuur. Naar die lange wimpers en die guitige lach. Naar dat rode jurkje met de witte stippen en het bijpassende strikje in het haar. Giftig keek ze van hem naar haar, maar hij had natuurlijk niets in de gaten. De rest van de optocht kon haar ineens niets meer schelen. Een beetje buiten staan in de regen en naar een paar van die wagens kijken. Nee, ze had het helemaal gehad.

Onderweg naar de trein had hij er onophoudelijk over gepraat. Over hoe vrolijk die ander was en hoe lief. Met die schattige kanten kousjes en die schattige ronde oortjes. Schattig… het woord alleen al kwam haar de oren uit! Haar humeur begon hoe langer hoe donkerder te worden, en dat lag niet alleen aan de storm die gestaag toenam. Zo lief, zo aardig, zo mooi, ja, dat zal allemaal best. En zij dan? Was zij ineens niets meer waard?

Even wierp ze een blik opzij. Hij was in slaap gevallen. Zijn bril stond een beetje scheef op zijn neus en zijn mond was opengezakt. Zou hij nu over haar dromen? Haar naam prevelen op een onbewaakt moment? Ze zuchtte. Pas toen er een klein meisje door het gangpad huppelde, met achter zich een roze ballon waarop dat gewraakte gezicht prijkte, realiseerde ze het zich. En eindelijk brak er een lach door op haar ernstige gezicht. Het was ook zó onvolwassen van haar geweest, jaloers te zijn op Minnie Mouse.

Categorieën: Fictie

Quinn

Vertalen, muziek, concerten, vrienden, reizen, schrijven. En koffie.

8 reacties

Eddy Kielema · 3 mei 2007 op 11:19

Wie valt er nou niet voor Minnie Mouse? 🙂

[img]http://www.wallcartoon.nl/foto/Minnie.JPG[/img]

KawaSutra · 3 mei 2007 op 13:28

Een kattige reactie op zo’n onschuldig muisje. Het venijn zat in de staart, leuk geschreven.

Mup · 3 mei 2007 op 14:39

Ik begrijp je zorgen, want van Minnie kan niemand het winnen 😉

Groet Mup.

pally · 3 mei 2007 op 14:41

Leuk geschreven, Quinn! Het begon al lezend langzamerhand bij me te dagen dat het weleens dat mouse-meisje kon zijn. 😀

Groet van Pally

arta · 3 mei 2007 op 19:02

Leuk!
🙂

delta75 · 4 mei 2007 op 23:10

Dankje!

goofy · 4 mei 2007 op 23:17

Ik vond het leuk weglezen. En als je nood hebt aan troost, 😉
goofy

klapdoos · 5 mei 2007 op 10:01

Lief verhaal
groet van leny

Geef een reactie

Avatar plaatshouder